Iets over fuchsias.
De thans zoo algemeen verspreide Fuchsia was in de oudheid en de middeleeuwen niet bekend. Een Fransch kruidkundige, Plumier, ontdekte op eene reis, welke hij onder de regeering van Lodewijk XV deed om onderzoekingen naar den kinaboom te doen, de Fuchsia in de wouden van Zuid-Amerika, waar hij de bloemstammen zag afhangen. Hij bracht de plant in 1764 naar Frankrijk over en noemde ze naar zijn vriend, den geneesen kruidkundige dokter Fuchs. Eenigen tijd later vond men een aantal andere soorten derzelfde bloem in Chili en Mexico, waar ze op hooge gebergten, in schaduwrijke hoeken, aan ranken, groeit even als de klimop in Europa. Ze bloeit daar echter nog op eene hoogte van 9000 voet boven de zee, terwijl men de klimop in zulke hooge streken van Europa niet meer aantreft.
In haar geboorteland is de Fuchsia eene krachtige slingerplant, welke tot in de kruinen der hoogste boomen opklimt en in dichte kransen en trossen naar beneden hangt. Uit Brazilië, St.-Domingo en Nieuw-Granada werden eene menigte soorten naar de kruidtuinen in Europa overgebracht, doch de meeste daarvan gingen weder verloren en eerst omstreeks 1830 begonnen de tuiniers de bloem op kunstmatige wijze aan te kweeken en te veredelen. Van toen af kwam de bloem in de mode en vele Engelsche bloemkweekers verdienden er grof geld aan.
Men bracht het echter langen tijd niet verder dan tot Fuchsiastruiken. Nopens het kweeken van Fuchsiaboomen wordt het volgende verhaald: ‘Een bakker uit Mechelen, De Bray genaamd, gelukte er het eerst in een Fuchsiaboom aan te kweeken. Hij verbond namelijk, even als men met laurier-, granaaten oranjeboomen doet, eenige struiken tot kleine boompjes en slaagde er in die tot eene hoogte van drie meter op te kweeken. Toen hij een honderdtal van zulke stammen in zijnen hof bezat, ontving hij een verzoek van eene commissie voor eene tentoonstelling om een zijner planten af te staan. De bakker verklaarde echter dat hij hieraan niet voldoen kon en alleen de honderd boomen alle te gelijk wilde verkoopen, daar hij eene godsdienstige beteekenis aan het honderdtal hechtte. De groote boom stelde namelijk den Zaligmaker voor, die ter rechter- en linkerzijde Petrus en Paulus, nog tien andere de overige apostelen en de overschietende 87 waren Joden, waarvan er niet een gemist kon worden zonder aan de 13 eerste hunne geschiedkundige beteekenis te ontnemen. De commissie had de honderd boomen niet noodig en de bakker bleef in 't bezit van zijnen schat, die hem in de geschiedenis der bloemkweekerij een beroemden naam bezorgd heeft. Van dien tijd af nam het kweeken der boom-Fuchsia's eene groote vlucht. In 1849 werd te Londen eene witte Fuchsia tentoongesteld en eenige maanden later zag men te Mechelen een boom van die soort, welke 25 voet hoog was en voor een paar duizend frank aan een Belgischen liefhebber verkocht werd.’
De Fuchsia behoort tegenwoordig tot de goedkoopste, meest verspreide en meest geliefde bloemen. In elken hof, aan elk venster kan men ze vinden. De meesten worden in Nieuw-Zeeland gekweekt, waar men ook uit eene uitgebloeide Fuchsiasoort (Fuchsia globosa) het groene zaadbekleedsel verzamelt, dat eenigszins op eene kers gelijkt en zeer smakelijk en onschadelijk is. Ook in Europa heeft men pogingen gedaan om deze vrucht der Fuchsia te winnen, doch naar het schijnt tot dusverre zonder beduidend gevolg.
De beginselen, naar welke wij handelen, komen onwillekeurig in onze werken aan het licht, komen aan het licht, eer wij het vermoeden, in goed en in kwaad.
E.J. Potgieter.