De Vlaamsche School. Jaargang 30
(1884)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdEen nieuw boekdeel
| |
[pagina 121]
| |
dat hij ons altoos voedzame spijs voorzet. Zijn onverpoosde letterarbeid geeft nog steeds bewijs van zijn helder denkvermogen; ieder boek, dat zijn naam draagt,
ontscheping der h. ursula te bazel.
wordt dan ook overal met graagte ontvangen. De oorzaak daarvan is, dat de verdiensten van den heer Nolet door iedereen, van welke gezindheid ook, op prijs worden gesteld. Hij toch paart kennis aan kunst en het gezond verstand staat bij hem immer op den voorgrond. Bij hem verschilt de oordeelvelling niet, naarmate de schrijver, wiens werk hij onderzoekt, tot deze of gene partij behoort; hij prijst gulweg het goede van wie het ook kome, en zwaait onverbiddelijk de hekelroede, zonder de personen eenigszins in aanmerking te nemen, aan welke hij duchtige zweepslagen ronddeelt. En zóó moet het zijn! Zijn jongste boekdeel: Poëzij en Lettercritiek, naar wij meenen het zevende zijner volledige werken, levert ons daar nu nogmaals het bewijs van. Behalve een vijftiental puntige dichtstukjes, is het geheel aan de lettercritiek toegewijd, en bevat zelfs een paar lezenswaardige Fransche bijdragen over de Nederlandsche vertalingen van Dante's meesterwerk: la Divina Commedia. Wij kunnen het in gemoede verklaren, de lezing van Nolets boek heeft ons menig uurtje leerzaam doen doorbrengen, en wij zijn overtuigd, dat alwie het zich aanschaft, hetzelfde genoegen smaken zal. Geestig en vol humor vloeien de volzinnen hem uit de pen; ongenadig geeselt hij op de schrijvelaars en rijmelaars, maar geeft ook lof aan wien lof toekomt. Zelfs gaat hij, naar ons inzien, met zijn prijzen soms wat al te kwistig te werk. Alzoo kunnen wij niet alles beamen wat hij in de Klokketonen als voortreffelijk aanwijst; het hoofdgebrek van de meeste stukjes, waaruit dit boekje is samengesteld, is wel stellig gemis aan oorspronkelijk - heid, aan eigen vinding, en dit heeft de geleerde criticus, wij weten niet om welke reden, al te welwillend over het hoofd gezien. Welverdiend daarentegen is de hulde, aan de werken van den Norbertijner kanunnik S. Daems gebracht, en even goed gepast is de kastijding, die de eerw. heer Lauwers bekomt, als schrijver van een zoogezegd heldendicht, dat sterk naar de scheurmand riekt. De criticus is billijk voor beide. - Heel geestig en doeltreffend is het opstel: Oud-Martelaren op de Westvlaandersche pijnbank gemarteld. Wij willen hopen dat de les ditmaal goede vruchten dragen zal en dat de heeren schrijvers van Brugge en het Brugsche Vrije hunne gewestspelling eindelijk zullen laten varen en zich bij de algemeen gevolgde schrijfwijze aansluiten. Wat het uitgebreide opstel: J.F.J. HeremansGa naar voetnoot(1) en diens scheppingen op taalkundig gebied betreft, dit kenden wij reeds van vroeger, doch vonden het hier nogmaals goed op zijne plaats. De afstraffing, welke hier wordt toegediend, hoe streng ook, is ten volle gerechtvaardigd. Die ‘geleerde’ professor was toch niet anders dan een letterkundige vrijbuiter, die | |
[pagina 122]
| |
rechts en links plunderde, om, even als le geai paré des plumes du paon, uit La Fontaine's fabelen, met geleende veeren te pronken. Doch eindelijk verscheen de wrekende Nemesis, in den persoon van dr. Nolet, en al de geroofde pluimen werden den man, een voor een, ongenadig ontnomen. - Moge dit voorbeeld aan alle hedendaagsche en toekomende letterdieven tot nut strekken! Men zegt dat de arme Heremans, van verdriet over die aftakeling, is ten grave gedaald, of ten minste, dat Nolets bijtend schrift zijnen dood zou hebben verhaast. Dit is zeer goed mogelijk; wij althans, zouden, onder dergelijk eene schande gebukt, het leven ondraaglijk vinden. De geleerde criticus heeft dus eenen moord op het geweten!.. Gelukkiglijk zijn er voor hem verzachtende omstandigheden te pleiten. Wij voor ons, zijn in alle geval van meening, dat het beter is, den heer Nolet tot vriend dan tot vijand te hebben; daarom bieden wij hem, van nu af, onze oprechte vriendschap aan. Wie weet, waartoe het goed kan zijn!... Wanneer wij, op het herhaalde verzoek van onzen drukker, er ooit mochten toe besluiten, onze verspreide, langvergeten werken - wellicht een 20-tal deeltjes - gezamenlijk uit te geven, nauwkeurig overzien en gezuiverd van alle vrijzinnige denkbeelden, die den armen van geest aanstoot zouden kunnen geven, dus allerbest tot prijsboekjes voor de bewaarscholen geschikt: - wanneer wij ons ooit tot die uitgave mochten laten verleiden, hopen wij dat de vriend Nolet ons een beetje genadiger zal behandelen, dan hij dit met den armen Heremans heeft gedaan. J. Staes. |
|