De Vlaamsche School. Jaargang 30

[p. 120]

Beenderkas van de H. Ursula, te Brugge.

In onzen jaargang 1865, blz. 37 en volgende,⁽¹⁾ komt onder dezen titel eene beschrijving met afbeelding voor

aankomst der h. ursula te keulen

van deze beroemde reliquiekas, die, zooals men weet, in het St.-Jans-gasthuis te Brugge wordt bewaard en het beste gedeelte van haren kunstroem is verschuldigd aan de meesterlijke schilderingen, waarmede Hans van Memmelinghe of Memlinc haar versierde.

Ons te Brugge bevindende om de feesten van Karel-den-Goede en het Nederlandsch congres bij te wonen, zoo hebben wij natuurlijk niet verwaarloosd, gelijk ieder kunstliefhebber wel kan denken, de voornoemde weergaloos schoone gewrochten van de oude Vlaamsche schilderkunst eenmaal te meer te gaan bewonderen. Te Brugge komen en dit verwaarloozen, ware zich grovelijk bezondigen aan de kunst.

Eene toevallige omstandigheid, waarover wij ons verheugen en die onzen lezers ongetwijfeld ook aangenaam zal zijn, verschafte ons de gelegenheid, in deze aflevering de drie fraaie afbeeldingen op te nemen, welke men op deze bladzijden en op bladzijde 124 aantreft, op steen gesneden door wijlen J. Petyt.

Zij vertoonen drie van de zes paneelen welke de zijkanten van Ursula's reliquiekas opluisteren, te weten: 1. de aankomst van de heilige te Keulen, 2. hare ontscheping te Bazel, 3. hare komst te Rome, waar zij wordt ontvangen door den paus.

Wellicht vinden wij gelegenheid om eerlang ook de afbeeldingen van de andere paneelen in ons tijdschrift op te nemen.

Memlincs schitterende kunstjuweelen oefenden gedurende de Brugsche feesten hunne gewone aantrekkingskracht uit: zij hadden niet alleen zeer veel bezoeks, maar men verdrong er zich zoodanig, dat het heeren regenten of bewaarders letterlijk onmogelijk was de kas op hare spil te laten draaien (zooals in gewone tijden altijd geschiedt) om de van de toeschouwers afgekeerde zijde te laten zien.

D.V.S.

Wie van ons is gelukkig op deze wereld? Wie van ons ziet zijne wenschen vervuld, of is tevreden als ze vervuld zijn?
Thackeray.

(1) Zie ook over Memlinc 1871, blz. 139 en 1872, blz. 94.