De Vlaamsche School. Jaargang 30
(1884)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 93]
| |
XIXe Nederlandsch taal- en letterkundig congres.Van wege de regelingscommissie onder het voorzitterschap van den gouverneur van West-Vlaanderen en den burgemeester van Brugge is het volgende schrijven rondgezonden: Brugge, 15 April 1884. ‘Zeer geachte heer. Niet alleen door de bestendige commissie der congressen maar ook nog door het openbaar gevoelen, zoowel in Noord als in Zuid, werd sedert lang de stad Brugge aangewezen als de zetelplaats voor het aanstaande xixe Nederlandsch congres. Wij gevoelen ons, door deze onderscheiding, in hooge mate gevleid, want zij is ons een bewijs dat het zevende congres, in 1862 te Brugge gehouden, onder de hartelijke bescherming van den diepbetreurden gouverneur Vrambout,Ga naar voetnoot(1) de duurzaamste en de beste herinneringen heeft nagelaten: zij is ons tevens een bewijs dat de faam van Brugge's eigenaardige schoonheid, zijne heerlijke en overvloedige kunstschatten zijne grootsche geschiedkundige overleveringen, zich meer en meer verspreidt door de beide Nederlanden en de harten overal heeft weten warm te maken. Het is dus in volle vertrouwen op uwe gulle en gereedelijke toetreding tot de werkzaamheden van dit congres, dat wij u, namens de geheele Brugsche bevolking, uitnoodigen het lidmaatschap wel te willen aanvaarden en de vergadering met uwe tegenwoordigheid en uwe medewerking te vereeren. Het tijdstip, waarop het congres zal gehouden worden, is vastgesteld op 24 Oogst en drie volgende dagen, het oogenblik juist dat het eerst druk beginnende badseizoen op onze zeekust, in Brugge de eigenaardigste beweging en de aangenaamste levendigheid verwekt, Thans en in de aloude hoofdstad van Vlaanderen vergaderend, zal dit xixe Nederlandsch congres eene bijzondere en belangwekkende beteekenis hebben. Immers, in de eerste bijeenkomst van dien aard alhier, werden, nu twee en twintig jaar geleden, de grondslagen gelegd der eenmaking onzer spelling in Noord en Zuid.Ga naar voetnoot(2) Meer dan eenig ander werk der congressen, heeft deze maatregel bijgedragen tot de verblijdende toenadering tusschen de beide Nederlanden, onlangs nog, door de herhaalde samenkomsten onzer beminde vorsten, zoo schitterend bezegeld en geroepen om weldra luisterlijk in België's hoofdstad bekroond te worden. De ontmoeting te Brugge van Neerlands voorname letterkundigen, kunstenaars en geleerden, - eerste voorbereiders dezer veelbelovende verzoening, - zal dus juist geschieden om, als het ware, dankbaar akte te nemen van den schoonsten uitslag, die door onze congressen tot heden werd verwezenlijkt. Wij durven ook de hoop koesteren dat het niet aan herinneringen alleen zal zijn dat het aanstaande congres zijn aantrekkend belang zal ontleenen. In de laatste jaren is er, in deze roemrijke bakermat van Vlaanderens scheppingsgeest, eene nieuwe en merkwaardige beweging ontstaan, zoo op het gebied der taal- en letterkunde, als op dat der kunst en geschiedenis. Zelfs onder stoffelijk opzicht, zoekt de oude wereldstad tot haren vroegeren bloei terug te keeren, zoodat er, in al de afdeelingen van het congres, ruim stof zal zijn tot eene levendige deelneming onzer bevolking in de werkzaamheden van al wat, uit Noord en Zuid, aan voorname mannen zich naar Brugge zal begeven. Het groote vraagstuk van de bruikbaarheid der plaatselijke tongvallen voor den algemeenen schat der letterkundige taal, is, in deze hoofdplaats van het Vlaamsch-Zeeuwsche taaleigen, zoowel als in het Noorden, eene brandende vraag van den dag. - De aanstaande vereering der gemeentehelden van den Guldensporenslag kan niet nalaten aanleiding te geven tot de bestudeering van een roemvol tijdperk onzer geschiedenis in de middeneeuwen, dat, in de laatste tijden, voor zulke heerlijke werken de stof heeft geleverd, zoo in Noord als in Zuid. - De herlevende smaak voor vaderlandsche kunst, vooral in bouwkunde, zal te Brugge een veld vóór zich hebben, waar reeds overvloedige vruchten van hervonden eigenaardigheid voorhanden zijn. - En, eindelijk, de beweging, hier vóór jaren begonnen, tot het aankweeken van een nieuwen bloei door den handel, heeft ons met talrijke en voorname vakmannen der wetenschap in Holland in betrekking gesteld, die, wij hopen het wel, het aanbod onzer gastvrijheid, ter gelegenheid van het congres, niet van de hand zullen wijzen. Wij durven zelfs voorzien dat, in eene stad als Brugge, aan welke men, dagelijks meer en meer, eene toekomst als eigenaardige en voorspoedige kunststad toedicht, de afdeeling, waar de kunsten ter sprake komen, een bijzonder belang zal opleveren, voldoende om al wie zich met de uitdrukking van het schoone bezig houdt, naar het congres te lokken. Ziedaar beloften en vooruitzichten genoeg om te mogen voorspellen dat het Brugsch congres, in zijne vier afdeelingen, zich in eene levendige werkzaamheid en gevolgentlijk ook in nuttige uitslagen zal mogen verheugen. De vier afdeelingen blijven, als bij de laatste congressen, volgenderwijze vastgesteld: 1o Nederlandsche taal- en letterkunde; 2o Nederlandsche geschiedenis en oudheidkunde; 3o Nederlandsch tooneel; muziek, beeldende kunsten; 4o Nederlandsche boekhandel en stoffelijke belangen op de beide deelen der Nederlanden betrekkelijk. | |
[pagina 94]
| |
Overtuigd, geachte heer, dat gij aan onzen oproep een gunstig onthaal voorbehoudt, verzoeken wij u, ons, zoo spoedig mogelijk, te laten vernemen dat gij toestemt, als lid, aan het congres van Brugge deel te nemen, en, ten einde ons toe te laten zonder uitstel aan het opmaken van een belangwekkend programma de hand te leggen, zoudt gij ons hoogst verheugen met het goede bericht, dat gij ook, op dit congres, als spreker of inleider van de te bespreken vraagstukken, zult optreden. Wees zoo goed ons, in dit geval, met uwe toetreding, ook de omstandige opgave te laten ontvangen der onderwerpen, die gij voornemens zijt te behandelen, hetzij in afdeelingen, hetzij in de algemeene vergaderingen. Wij durven verhopen, geachte heer, dat onze oproep het beste gehoor zal vinden bij al wie belang stelt in den bloei onzer gemeenschappelijke kunst en letteren in Noord en Zuid, en dat deze nieuwe samenkomst onzer taal- en stambroeders te Brugge, eene schitterende bekroning zijn zal van het heerlijke verzoeningswerk, dat de beide Nederlanden, voor het duurbare zelfbehoud en voor eenen nieuwen oogst van roem en rijkdom, weer tot elkander heeft gebracht. Bureel der regelingscommissie: Voorzitter: N. de Pauw; onder-voorzitters: A. de Maere-Limnander, Oct. baron van Caloen van Basseghem; secretarissen: J. Sabbe; A. Nelis; archivarissen: A.C. Van der Cruyssen, Edw. Gailliard; schatbewaarders: C. Serweytens; Ed. Sorel Merlin; leden: A. Coppieters 'T Wallant, voorzitter der Breidel-commissie; dokter D. De Meyer; J. Fonteyne, schepen; J. Lescrauwaet-Nolf, handelaar; Em. Moles Lebailly-De Serret, voorzitter van het Willemsfonds; L. Soenens, voorzitter van het Davidsfonds; Alb. Thooris; L. Van Gheluwe, bestuurder der muziekschool.’ Armoede is beter dan niets. |
|