De Vlaamsche School. Jaargang 30
(1884)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 89]
| |
Hendrik Joseph Rutxhiel 1775 + 1837.Bovengenoemde beeldhouwer, geboren in 1775, in het dorp Lierneux, bij Luik, wachtte tot zijn 22ste jaar koeien en schapen; ondertusschen hield hij zich, op de weiden, onledig met het snijden van heidebloemen uit hout, waarbij hij zooveel aanleg als smaak en geduld betoonde. Een heer, die den knaap toevallig aan den arbeid verraste, voerde hem met zich naar Luik en bracht hem op de Centrale
naar eene teekening van j.d. ingres in 1809.Ga naar voetnoot(1)
School dezer stad. Hier maakte Rutxhiel al spoedig groote vorderingen in de teekenkunst en genoot hij het onderwijs van den heer De Wandre in de klassieke beginselen der beeldhouwkunst. In zijne ledige uren stak hij houten platen voor eene katoendrukkerij. In 1801 werd hij door de milddadigheid van kunstbeschermers, waartusschen baron Desmousseaux, alsdan prefect van het departement der Ourthe, in staat gesteld zich naar Parijs te begeven, waar hij in de leer ging hij den beeldhouwer Houdon en tevens de lessen volgde van den beroemden schilder Louis David. Niet lang na zijne aankomst te Parijs, behaalde hij den prijs van uitdrukking, gesticht door den graaf de Caylus; tot mededingers had hij de bijzonderste leerlingen in de schilder- en beeldhouwkunst van Parijs. In 1807 dong hij mede naar den prijs van Rome; als onderwerp was opgegeven: Archimedes een problema overwegende. Zijn landgenoot Calloigne, van Brugge, wiens beeld door de keurders als beter opgevat werd beschouwd, werd als primus bekroond. Rutxhiel bekwam een 2den prijs. De hem te beurt gevallen onderscheidingen bezorgden hem ondertusschen tal van bestellingen. Onder andere kreeg hij de borstbeelden te maken van den sterrekundige Lalande, den senator Monge, den geleerde Van Hulthem, den toonzetter Gretry, benevens twee beelden voor het paleis van het Legioen van Eer. De borstbeelden van Gretry waren bestemd voor de bibliotheken van Gent en Luik. In 1808 dong hij weer naar den prijs van Rome, met het gevolg, dat hij ditmaal de primus was. Onderwerp: Doedalus en Icarus op het punt den doolhof te ontvluchten. Het jaar 1809 zag hem te Rome. In deze stad wrocht hij zijne meesterlijke groep: Psyche door Zephyrus ontvoerd, die aan de trap van het kasteel te St.-Cloud werd geplaatst. Gedurende zijn verblijf te Rome, droeg de Fransche regeering hem op, een aantal goede schilderijen van de Italiaansche school aan te koopen, voor de versiering van vorstelijke paleizen in de Fransche hoofdstad. In Parijs teruggekeerd, werd hem voor 't lokaal der Fransche Bank een standbeeld van Napoleon I besteld. Keizer Napoleon zelf gaf hem zijn eigen borstbeeld en dit van de keizerin Maria-Louiza en hunnen zoon te maken. Harerzijds droeg de keizerlijke regeering hem de vervaardiging op van een half verheven beeldwerk, voorstellende Bonaparte op het oogenblik dat hij de voltooiing van het Pantheon beveelt; 4 zinnebeelden: de Voorzichtigheid, de Macht, de Gerechtigheid en de Liefdadigheid; half verheven beeldwerken voor het Paleis der Invalieden, het Geloof en de Hoop, Jehovah van engelen omringd, enz. Terwijl hij de handen vol had met deze bestellingen, deden de bondgenooten hunnen intochtte Parijs. In Rutxhiels werkplaats, in de voormalige St.-Martensabdij, werden zelfs Russische soldaten ingekwartierd, van welke lastige gasten de beeldhouwer zich eerst zag ontslagen, nadat niemand minder dan keizer Alexander zelf zich zijn borstbeeld door hem had laten maken. Ook de keizer van Oostenrijk en Wellington maakten van hun verblijf te Parijs, gebruik om hunne borstbeelden aan Rutxhiel te bestellen. Toen Alexanders borstbeeld af was, hadden de bondgenooten al sedert eenigen tijd Parijs en Frankrijk verlaten. Rutxhiel reisde met zijn gewrocht den Russischen vorst tot Londen achterna, maar trof hem ook daar niet meer aan. De merkwaardigheden van Engelands hoofdstad hielden onzen beeldhouwer daar eenige maanden op. Hij was er voor zijnen roem niet geheel werkeloos, want hij maakte er een prachtig borstbeeld van den kunstschilder Benjamin West. In 1815 bracht hij, na zoo langdurige afwezigheid, een bezoek aan zijn vaderland. Bij zijne ontscheping te Oostende, vernam hij Napoleons terugkeer in Frankrijk en de aankomst te Gent van Lodewijk XVIII. De 100 dagen waren begonnen. Rutxhiel begaf zich naar Gent, waar hij met onderscheiding door de Fransche hofhouding werd ontvangen. De Gentsche Koninklijke Maatschappij ter Aanmoediging der Schoone Kunsten hem het lidmaatschap aangeboden hebbende, ontving van hem het borstbeeld van Lodewijk XVIII ten geschenke. Hij maakte het te Gent. Na den slag van Waterloo, volgde hij het Fransche hof naar Parijs, en werd er door den nieuwen monark met gunsten als overladen. Er werd hem eene woning en werkplaats ingeruimd in het paleis van het Instituut; hij ontving den titel van beeldhouwer van de hertogen van Berry en Angoulême, benevens de ster van het Legioen van Eer. Zijn huwelijk met de dochter van den eersten kamerknecht des konings, verschafte hem kort nadien een jaarlijksch inkomen van 40,000 fr. | |
[pagina 90]
| |
In 1817 maakte hij de borstbeelden van Lodewijk XVI en van Maria-Antoinetta voor het paleis Bourbon en de zoogenoemde Conciergerie; die van de hertogen van Berry en Angouleme en van den graaf van Artois. In 1819 vervaardigde hij een marmeren standbeeld, dat te Meudon geplaatst werd, voorstellende Pandora die hare rampvolle doos opent. Het model van dit beeld zond hij aan de Maatschappij van Schoone Kunsten te Gent. Hij maakte het borstbeeld van den hertog van Richelieu voor het museum van Odessa, benevens het borstbeeld van den hertog van Feltre. In 1822 legde hij de hand aan het grafgedenkteeken dat de stad Meaux in hare hoofdkerk opgericht heeft ter nagedachtenis van Bossuet. In 1824 beitelde hij de borstbeelden van Lodewijk XVI en van de koninklijke prinses en een standbeeld van den hertog van Bordeaux; in 1827, een beeld van Carolus-Borromeus, voor het kasteel der hertogin van Berry, te Rosny. Hetzelfde jaar maakte hij een gedenkteeken voor mev. Elisabeth, zuster van Lodewijk XVI. Voorts noemt de heer P.J. Goetghebuer, wiens levensbeschrijving van Rutxhiel wij voor dit overzicht hebben gevolgd, de volgende personen, wier gelaatstrekken de Luiksche beeldhouwer door zijne kunst vereeuwigde: de baron Gonteult de Reggio, graaf Jaubert, De Lambre, generaal Joubert, abt Delille, de barons Micoud en Desmousseaux, twee gewezen prefecten van het departement van de Ourthe, De Marchangy, prinses van Polignac, graaf Mercy van Argenteau, de heer en mev. Leo Simonis, van Verviers, enz. Rutxhiel overleed te Parijs, den 15n September 1837. |
|