Een karboeger, een kind uit een Indiaan en een negerin.
Dit vreemdsoortig bij elkander gebracht reisgezelschap moest met de meeste omzichtigheid behandeld worden tijdens hun vervoer naar en hun verblijf in Nederland. Niet alleen op hunne gewoonten, ook op hunne spijzen, dranken, bediening en verzorging in het algemeen moest zorgvuldig worden gelet, om hen in een goede stemming, alsmede gezond en in het leven te houden. Waarlijk geen kleinigheden maar praktische vereischten.
Men zou allicht denken, dat menschen die uitmuntende zwemmers en met het water gemeenzaam zijn, op zee geen last van zeeziekte zullen gehad hebben; misgedacht. Eenigen hunner offerden aan Neptunus met de daaraan onafscheidelijke potsierlijke gebaren; zij zagen er een straf hunner vertoornde goden in wegens het zoo roekeloos verlaten van den geboortegrond.
Doch aan alle dingen, hoe leelijk ook, komt een einde: zoo ging het insgelijks met hunne zeeziekte. Zij kwamen eindelijk gezond te Amsterdam aan, waar zij zich in hunne afdeeling, een gebouw in den vorm van eene renbaan, nog al op hun gemak gevoelen, schoon hunne levenswijze alhier veel met die in Suriname verschilt, gelijk de lezers gemakkelijk kunnen begrijpen.
Laat ons thans tot nadere beschouwingen overgaan en met de Saramaccanen en Aucaners of boschnegers beginnen. Het is een krachtig welgevormd menschensoort, gespierd en groot van gestalte en innemend van gelaat - een en ander eigen aan mannen en vrouwen van dit ras.
De verstandhouding tusschen de boschnegers en de Europeanen is nooit vriendschappelijk geweest. De laatsten hebben daartoe vooral aanleiding gegeven door hunne handelingen jegens deze menschen, in vele opzichten onbillijk en baatzuchtig. Van daar dat de negers, onderling stipt eerlijk, geen gewetenszaak maken de blanken te bedriegen en te bestelen. Zóó onzalig werken slechte voorbeelden, die goede zeden bederven.
De landbouw voor eigen behoeften, de rijstplanting voor den handel en de bewerking van verschillende houtsoorten behooren tot hunne bedrijvigheden, waardoor zij in hunne dagelijksche behoeften voorzien en zich het benoodigde voor hun levensbestaan, bij wijze van ruilhandel, aanschaffen. Bovendien weten zij handig met timmermansgereedschap om te gaan, evenals met bijl en lans, boog, knods en geweer. Het snijwerk hunner booten, die zij behendig weten te besturen, is kunstig, en in het spinnen, naaien en breiden, zijn ze almede ervaren, blijkens sierlijke hangmatten en verschillende gewaden.
Zucht naar vrijheid is den boschneger eigen. Reeds langer dan een eeuw leeft hij als een onafhankelijk kind der natuur in de uitgestrekte bosschen van Suriname en Guiana. Licht kan men bevroeden dat hunne woningen weinig te beteekenen hebben. Uit boomstammen gebouwd en met palmbladeren gedekt, zijn ze laag, doch bezitten desniettemin van binnen eenige huishoudelijke geriefelijkheden van hout- en vlechtwerk, zooals kisten, rustbanken, manden, matten, enz. Hun veelal met figuren besneden huisgereedschap wordt gewoonlijk goed onderhouden en gereinigd; niemand hunner zal met ongewasschen handen uit de kalebassen eten. Mannen en vrouwen nuttigen het maal ieder afzonderlijk.
De kleeding is zeer oorspronkelijk. De zwarte heeren dragen slechts een gordel om de heupen en voorts een snoer van dierentanden of nagels. De zwarte dames met kroesig haar, omgorden zich met een lap katoen, ‘kasima’ geheeten, tot aan de knieën, en pronken, bij feesten, met kralen, koperen ringen om vingers en duimen, arm- en polsbanden. Ook sieren beide geslachten zich, bij buitengewone gelegenheden, met veeren op het hoofd en aan armen en beenen.
Stevige rumdrinkers, ‘dram’ genaamd, eten zij daarbij rijst, visch, wild, spek, bananen, yams, groente- en schildpadsoep, alsmede onderscheidene vruchten en planten.
Het huwen gaat bij hen soms al zeer zonderling. Immers wordt aan de negerinnen, die in een belangwekkenden toestand verkeeren, reeds bij voorbaat om de hand van het nog te baren kind aangevraagd en fiat op de aanvraag gegeven. Komt er nu een jonge in plaats van een meisje ter wereld, dan is dat een streep door de rekening, gelijk ieder begrijpt; is het echter een meisje, dan blijft de verbintenis duren tot hare huwbaarheid.
Veelwijverij is bij hen in zwang. Al de vrouwen van één man slapen bij hem in de hut; slechts een uitverkorene deelt zijn hangmat en ligt alsdan met het hoofd aan de voeten van haren echtvriend: een gevaarlijke toestand wanneer deze in zijn droom begint te schoppen.
Het hoofd des huisgezins is verplicht in de voeding, kleeding en versiering van al zijne vrouwen behoorlijk te voorzien, doch ieder harer zorgt voor haar eigen pot en eet wanneer zij trek heeft, daar niemand aan een bepaald etensuur gebonden is. Gaat de man een luchtje scheppen, dan neemt hij doorgaans zijn vrouwenstoet meê, die hem alzoo in en buitenshuis tot gezelschap verstrekt.
De huidtatoueering of insteking voor het opsmukken met verschillende figuren is een algemeene gewoonte. Naar gelang van ieders aard komen deze huidgravures in meerdere of mindere hoeveelheid voor, gelijk de blanken zich insgelijks in meerdere of mindere mate opschikken en de buitensporigheden der modes in al hare excentriciteit of eenigszins gewijzigd opvolgen. Sommigen hunner hebben het in deze pijnlijke kunstbewerking ver gebracht en soms versiersels gesneden in den vorm van halssnoeren, arm- en voetbanden, die van een goeden smaak getuigen wat het fatsoen betreft.
Hunne kennis van de geneeskracht van een aantal kruiden bewijzen zij door een gelukkige genezing van voorkomende ziekten. Daarin bezitten deze zonen der natuur bijna het instinct van het dier, dat ruikt wat heilzaam of wat schadelijk is. Zaden van onderscheidene planten laten zij op geestrijke vochten trekken en wrijven daarmede de ledematen in, die aan kramp, verstijving, verlamming en meer andere kwalen lijden. Wanneer nu de gewone geneesmiddelen niet mochten