32e Driejarige tentoonstelling van schoone kunsten te Gent.
Zaterdag 25 Augustus ten 2 ure had de opening plaats, in den Casino, door den heer voorzitter H. Rolin, oud-minister, in tegenwoordigheid van Z.M. den koning en den heer Rolin-Jaequemyns, minister van binnenlandsche zaken. De verzameling
Halletoren te Brugge.
Teekening en houtsnede van Julie Vermorcken.
kunstwerken is zeer merkwaardigen het tentoonstellingsgebouw is wel de best geschikte kunsthalle die wij nog zagen; er werden niet minder dan 1422 kunstwerken ingezonden; zeer vele daarvan, waartusschen uitmuntende, zijn in de bovenzalen moeten geplaatst worden. Bezoekers verwaarloozen dus niet zich ook naar de bovenverdieping te begeven. Z.M. de koning bracht 2 uren in de tentoonstellingdoor en liet zich verscheidene kunstbeoefenaren voorstellen.
De besturende commissie is samengesteld uit de heeren H. Rolin, A. Wagener, F. Van der Haeghen, Ch. Boddaert, Ch. De Buck, S. De Smet de Lange, P. Voituron, Ad. Pauli, Th. Canneel en F. Scribe; de door tentoonstellers verkozen commissie van plaatsing uit de heeren P. Beaufaux en E. Claus voor Antwerpen; A. Serrure en Van den Kerckhove (Nelson) voor Brussel; J. Delvin en L. Tytgadt voor Gent; F. Nisen voor Luik.
Door het staatsbestuur waren afgevaardigd de heeren E. Leclercq, A. Cluysenaer, Th. Vinçotte en J.B. Van Moer, welke laatste vervangen werd door den heer Th. Canneel. De 15 uitgeloofde gouden eeremetalen werden toegewezen als volgt: Antwerpen: E. Farasijn. Brussel: F. Charlet, L. Herbo en C. Van Leemputte; Gent: C. De Cock, G. Van den Bos, G. Van Aise, J. Van Biesbroeck, K. De Kesel en L. Maeterlinck, schilders; I. Du Brucq, beeldhouwer. Luik: F. Namur. Buitenland: Ch. Giron, H. Gervez en A. Roll.
(Het leidt tot eenige opspraak, dat het grootste getal gouden eeremetalen aan Gentsche inzenders ten deele viel.)
Men is het vrij algemeen eens, om Girons Twee zusters als de merkwaardigste schilderij van de tentoonstelling te roemen. Zij is van reusachtige afmeting en vertoont een stuk van den Magdalenaboulevard, te Parijs, met eene bonte mengeling van prachtrijtuigen en menschen. In eene fraaie opene koets aanschouwt men eene jonge vrouw die door eene voorbijgaande vrouw uit de volksklasse nagewezen wordt. Met deze tegenstelling heeft de schilder, blijkens den titel van zijn stuk, bedoeld, twee zusters voor te stellen, waarvan de eene den breeden weg der zonde bewandelt of liever berijdt en de andere over het meer hobbelig pad der deugd voortstrompelt. Zonder den titel, zou de juiste gedachte, die den schilder heeft bezield, uit de schilderij eigenlijk niet blijken. Afgescheiden daarvan, vormt het tafereel een inderdaad prachtig schilderwerk. De samenstelling zit voortreffelijk ineen en is vol leven en goed berekende beweging; de figuren zijn echt beelderig en naar de natuur weergegeven; de lucht welft zich zuiver en diep over het geheel heen en de achtergrond is teekenachtig gesloten door de Magdalenakerk, wier te felle bruine toon echter minder aangenaam werkt. Buitendien verdient ook de kleur te worden geroemd.
E. Farasijns Antwerpsche Vischmarkt behoort mede tot de kapitale stukken van de pronkzaal. Zouden er in de teekening ook enkele verbeteringen aan te brengen zijn, toch is de schilderij van zulken aard, dat wij niet kunnen nalaten, hier den welgemeenden wensch uit te spreken, haar het eigendom te zien worden van de stad Antwerpen. Werkelijk is 't met eene handvastheid en eene scherpte van blik die hem tot eere strekken, dat de schilder de oude Antwerpsche vsichmijn op zijn doek heeft vereeuwigd. De wijze, waarop hij in zijn heel niet gemakkelijk werk is geslaagd vereert den kunstenaar des te meer, omdat hij zich aan een voor hem gansch ongewoon vak van schilderen waagde. Men weet toch, dat de heer Farasijn zich tot hiertoe bij voorkeur en als het ware uitsluitend heeft gewijd aan het scheppen van keurige schilderijen uit de kinderwereld.
(Wordt voortgezet.)