De Vlaamsche School. Jaargang 29
(1883)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– AuteursrechtvrijDe voormalige abdijkerk van Tongerloo en hare kunstschatten.
Bijvoegsel.
| |
[pagina 143]
| |
parochiale kerk was door den bisschop gesteld op den Zondag voor Maria's-geboorte. De abdijkerk vierde oudtijds het feest harer wijding op den Zondag der octaaf van het H. Sacrament, maar om reden van het samenvallen der twee plechtigheden werd het ten jare 1322 overgebracht op den Zondag vóor het feest van de scheiding der apostelenGa naar voetnoot(1). Toen echter, in de zeventiende eeuw, met goedkeuring van paus Urbanus VIII, de orde van Premonstreit het feest van haren insteller, den H. Norbertus, op den 11n Juli begon te vieren in plaats van op den 6n Juni, dan werd bij vergunning van den bisschop van 's-Hertogenbosch, het kerkwijdingsfeest gesteld op den Zondag voor O.-L.-V.-ter SneeuwGa naar voetnoot(2). Van de kunststukken, die de kerk der vijftiende eeuw opluisterden, blijft er niets over dan hier en daar eene soms onbepaalde vermelding in rekeningboeken, die aan de verwoesting des tijds ontsnapten, en waarvan het ons gegund werd sommige te doorsnuffelen. Ten bate der kunstgeschiedenis, brengen wij hier de gelezene koornaren tot eene schoof bijeen. Een priester, Petrus, van Arendonk, is in 1402 aan 't werk bij de beelden der apostelen en Joannes, schilder, van Herenthals, die daarenboven een tafereel voor het koor schildert, verguldt dezelfde beeldenGa naar voetnoot(3). Joannes heeft eenen leerling, Nouten geheeten, dien wij weinige jaren daarna onder den verkorten naam van Nout meenen terug te vinden en verscheidene werken op eigene hand zien uitvoeren. In 1414 maakt hij een tafereel in de sacristij en herstelt verscheidene beelden, vervaardigt in 1416 altaarvoorhangsels en is in 1419 in de abdij nog werkzaamGa naar voetnoot(4). Franco, schilder, van Mechelen, vernieuwt in 1408 eene kroon - mogelijk eenen kroonkandelaar - bij de noorderdeur der kerk en luistert in 1412 de beelden van het hoogaltaar opGa naar voetnoot(5). In 1415 ontmoeten wij de schilders Joannes, van Antwerpen, en Arnoldus, in 1417 eenen ongenoemden van Utrecht, of van Maastricht, en in 1424 nogmaals JoannesGa naar voetnoot(6). In 1415 wordt te Antwerpen een O.-L.-V.-beeld aangekocht ten prijze van meer dan tien gouden kronen, en twee jaar daarna plaatst men vier beelden in eene der kloostervertrekkenGa naar voetnoot(1). In Mei 1422 betaalt men eene kroon 9 plekken voor een steenen O.-L.-V.-beeld en in October daaropvolgend krijgt een meester van Brussel 4 gouden kronen voor een beeld dat hij te maken heeftGa naar voetnoot(2). Nicolaus, een Brusselsch beeldhouwer, beitelt in 1436 verscheidene beelden en een Laatste Avondmaal voor het tabernakelGa naar voetnoot(3). In datzelfde jaar was meester Albertus werkzaam aan een nieuw orgel, dat meester Hendrik schilder van Diest, kleurde en verguldeGa naar voetnoot(4). Glasramen werden er geplaatst in het koorken van den H. Nicolaus in 1430, in de kapel van O.-L.-V. in 1431, en in het Sint-Janskoorken in 1435. Overigens niet alleen de kerk is met geschilderde ramen versierd, men vindt er ook in andere plaatsen van het klooster, als bij voorbeeld in het kapittel, waar men onder andere de voorstelling van Maria's geboorte en kindsheid aantreftGa naar voetnoot(5). In 1434 en in 1445 ontmoeten wij nog ongenoemde schilders van HerenthalsGa naar voetnoot(6). Sinds den dood van Diederik van Haren, in 1447, moest de abdij zich keer op keer ontzaggelijke kosten getroosten om de vrije verkiezing harer abten te handhaven en de plaag der zoogezegde commandatarissen, die de plaats der reguliere prelaten wilden innemen, af te weren, en het is opmerkenswaardig dat juist met dat tijdstip schier alle kunstwerken ophouden, om eerst rond 1475 hernomen te worden. In 1475 wordt het tafereel der HH. Dimphna en Lucia gemaakt, waar wij te voren reeds van gewaagdenGa naar voetnoot(7); een beeld- | |
[pagina 144]
| |
snijder van Herenthals beitelt in 1477 een Sinte-Barbara- en een Sinte-Catharinabeeld en het jaar daarop een Sint-Nicolaus met twee kapiteeltjesGa naar voetnoot(1). Behalve de vermelding daarvan in de rekeningboeken, ontdekten wij desaangaande nog twee losse briefjes van den volgenden inhoud: ‘Die beelsneder tot Herenthals heeft ontfaan op twee niewe beelde S. Katharina en Barbara xliii st., noch ontfaan van mij selve lii st. It. noch heeft hij van mijnh. Wernaar ontfaan xxx st. et totum.’ - ‘It. ik heb gemaect een convencee metten beelsnijder van Herenthals dat is te weten hij sal maghen een beelde van Sinter Claes ende dair toe noch ij capiteelkens voir v peeters, oft eest dat saken dat hij dair aen meer verdijnt so sal men hem gheven tot v rynsgulden also waer als men hem toe seet.’ In November 1478 wordt het Sint-Nicolauskoorken geschilderd door Joannes Boven, die ook in den kleinen kloosterpand drie beeltenissen vervaardigde, namelijk van den vorst Karelden-Stoute, van Maria, diens dochter, en van Maximiliaan, Maria's echtgenoot; een jaar daarna maakt de stoffeerder Petrus een kruisbeeld op doek en het groot tafereel van het hoogaltaar wordt verguld. Het daaraan verbruikte goud beloopt tot de som van 80 rijnsgulden 3 st.Ga naar voetnoot(2). In December 1480 vinden wij een tafereel aangeteekend van 7 voet breedte, ten prijze van 72 rijnsgulden te Brussel aangekocht, en in Januari daaropvolgend de afbeelding van het Lijden des Zaligmakers in negen tafereelen op doek, en drie andere schilderijen, waarvan eene Maria's hemelvaart, eene andere de H. Maagd met het goddelijk kind vertoont. Omtrent hetzelfde tijdstip wordt er melding gemaakt van eene afbeelding van den Zaligmaker met zijne moeder en met VeronicaGa naar voetnoot(3); eene kleine verandering wordt aan het altaargestoelte of presbyterium toegebracht en een Hubertusbeeld in eene kroon geplaatst; het Sinte-Catharina-altaar krijgt in Juni 1482 een tafereel van de Drie KoningenGa naar voetnoot(4). De lijst der schilderwerken door Gozewijn Van der Weyden sinds 1499 uitgevoerd, hebben wij vroeger al opgemaaktGa naar voetnoot(1). Het koorken van O.-L.-Vrouw werd in 1500 van een hek voorzien, en volgens eene aanteekening van Heylen werd in 1504 een nieuw gestoelte geplaatst in het koorGa naar voetnoot(2). Een Sint-Antoniusbeeld, te Mechelen gebeiteld, wordt daar ook geschilderd in 1506Ga naar voetnoot(3). Wij hebben reeds kennis gemaakt met de legende van S. Anna door Joannes geschilderd in 1513Ga naar voetnoot(4); een tafereel met luiken de Drie Koningen verbeeldend wordt aangekocht in 1516Ga naar voetnoot(5); in 1522 koopt men van eenen Italiaanschen meester, met name Andreas, een Salvators- en een O.-L.-V.-beeld, en in 1525 stoffeert Maria van Balen een Sint-AdrianusbeeldGa naar voetnoot(6). Wij eindigen ons overzicht met eene verbetering aan een schrijven van vroeger. De parochiekerk van Tongerloo bezit thans nog een oud O.-L.-V.-beeld, dat naar zijnen vorm van de dertiende of veertiende eeuw schijnt te dagteekenen. Voordezen in de abdijkerk bewaard en vereerd, werd het in 1649 naar de parochiekerk overgedragen. Bij het sluiten eener verhandeling daarover, schreven wij als volgt: ‘Is het onmogelijk met zekerheid een bepaald tijdstip voor den oorsprong van het beeld aan te wijzen, nog minder is het mogelijk den naam van den kunstenaar, die het vervaardigde, aan het licht te brengen. Nochtans willen wij eenen tot hiertoe ongekenden kunstenaarsnaam der vergetelheid ontrukken; er is ten minste mogelijkheid dat hij de maker van het beeld zij; en zeker toch was hij met den beitel een dienaar van Maria, en verdient derhalve niet geheel vergeten te blijven. In een Necrologium of Doodenboek der abdij. omtrent het midden der xive eeuw geschreven, staat op 31 Augustus vermeld: Simon de Netenis, priester en kanunnik dezer abdij, kunstenaar beeldhouwer, die de Vreugden der H. Maagd Maria vervaardigde (Pridie Kal. Sept. Fris Symonis de Netenis sac. et Can. hue. eccle gaudiorum Ste Marie artificis et scptoris)Ga naar voetnoot(7).’ Zooals men ziet, wij vertolkten het verkorte scptoris door sculptoris, beeldhouwer. Oud-schriftkenners, voor welke wij gaarne het hoofd buigen, beweren daarentegen dat men lezen moet: scriptoris, schrijver, zoodat onze Simon niet een beeldhouwer, maar een kunstschrijver zou geweest zijn. Wat daar nu ook van zij, het werk moest wel merkwaardig zijn om in het doodenboek, in zijne lofspraken uiterst matig, eene bijzondere melding te verdienen. En is er werkelijk spraak van een boekwerk, wij zouden straks genegen zijn in de ‘Vreugden van O.-L.-V.’ een eigen opstel van hem te vermoeden. (Wordt voortgezet.) F. Waltm. Van Spilbeeck. |
|