De Vlaamsche School. Jaargang 29
(1883)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De voormalige abdijkerk van Tongerloo en hare kunstschatten.6. Beeldhouw- en schilderwerken van W.I. Kerricx in de achterkerk.Willem Ignatius Kerricx (1685 + 1745), zoon van Willem, den befaamden beeldhouwer, beoefende niet alleen de beeldhouw-, maar ook de
Prelaatsgebouw van 1479.
schilderkunst, en was bovendien een niet onverdienstelijke bouwmeester. Op dat drievoudig kunstgebied verschafte prelaat Van der Achter hem te Tongerloo de gelegenheid zijn talent aan den dag te leggen. Tusschen de reeks tafereelen, de geschiedenis van het sacrament van mirakel voorstellende en door de staten van Brabant opgedragen aan de Sinte-Gudulakerk, te Brussel, ter gelegenheid van het jubelfeest van 1720, zijn er twee geschilderd door Kerricx, namelijk de vijfde, een geschenk van Cornelius Adriaanssens, abt van Sint-Bernards, en de zevende, geschonken door den abt Gregorius Piëra, van Tongerloo. Men ziet ze in plaat gesneden in het werk van Petrus de Cafmeyer: Hoochweerdighe historie van het Alderheylighste Sacrament van mirakel. Brussel 1720. Denkelijk was die schilderij het eerste werk, op kosten der abdij van Tongerloo gemaakt door Kerricx, en het vertrekpunt der gunst, die hij er naderhand zoo overvloedig genoot.
wapenschild van J. van der Achter.
Eene proef zijner kunst als bouwmeester hebben wij in het nieuwe prelaatsgebouw, dat wij bij onze intrede in de abdij op de rechterhand aantroffen. De massa gebouwen die onder den algemeenen naam van prelatuur komen, dagteekenen van drie verschillende tijdstippen. Een eerste gedeelte, erkennelijk aan de fraaie torenspil, die er boven uitsteekt, werd opgemetseld rond het jaar 1479Ga naar voetnoot(1), onder het bestuur van Werner van Halleer, die daarom in het Necrologium den titel draagt van fundator abbatiae, stichter van de abdij, dat is van het abtelijk gebouw. Rond 1547 bouwde prelaat Arnoldus Streyters den vleugel, gekend onder den naam van bisschoppelijk huis, omdat de bisschoppen van 's-Hertogenbosch, toen zij ook den titel van abt van Tongerloo voerden, gewoonlijk daar hunnen intrek namen. De verlenging van dit laatste gebouw tot bij de ingangpoort, in arduin en Gobertingschen steen opgetrokken, is het werk van Kerricx Tusschen de jaren 1725-28 brengt hij in rekening: ‘Voor alle de modellen tot den Bouw enz., teekeningen voor de wercklieden, reijsen, porten van brieven en andere vacatiën tot directie van den bouw enz. wordt versoght 200 pistolen of 2100 gulden.’ Het wapen van prelaat Van der Achter in het tympaan, dat den voorgevel bekroont, de gesnedene consolen, enz. werden door hem gebeiteld, even als de fraaie eikenhouten trap, dien men binnen zietGa naar voetnoot(1). Doch wij hebben hier in de kerk stof genoeg om zijne talenten in zake van beeldhouwkunst en van penseelhanteering te waardeeren. Geheel de achterkerk is vol van snijwerk van hem; daar ook hebben wij twee overgroote tafereelen, die hem niet ongunstig als schilder doen kennen. Vooreerst treffen wij het afsluitsel of de balie aan, die den kruisbeuk afscheidt van het schip der kerk. Desaangaande vermeldt zijne rekening van 1730:
Voor iederen zijbeuk beitelde hij twee biechtstoelen, samengesteld uit vier figuren: twee levensgroote beelden, boetelingen voorstellende zooals den H. Petrus, de H. Maria Magdalena, den H. Joannes-Baptista, den H. Hieronymus, David, Manasses, enz. in het midden, en twee zinnebeeldige | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
termen of grensbeelden, dat is beelden benedenwaarts in voetstuk uitgaande, op de uiteinden. Tusschen de biechtstoelen zijn zitbanken aangebracht, met rugleuningen, waarvan de paneelen versierd zijn met een dertigtal medaillons, heiligen en gelukzaligen der orde van Premonstreit in borstbeeld vertoonende. Daarboven vinden wij in den Noorderbeuk het gekende Laatste avondmaal van Leonardo da Vinci, tusschen de twee schilderstukken van Kerricx: Het Paaschfeest in Egypte en De aanbidding van het Lam in den hemelGa naar voetnoot(1). Het Lam Gods in figuur gegeten door de Joden in het Oud Verbond; het Lam Gods in het Nieuw Verbond den Christenen in waarheid gegeven door de instelling van het hoogwaardig Sacrament; het Lam Gods, de eeuwige verzadiging der gelukzaligen in den hemel; ziedaar het prachtig dichtstuk in drie gezangen, dat wij voor oogen hebben. Is de eenheid gelukkig van vinding, Kerricx was hier toch te stout, toen hij zijne krachten met die van da Vinci dorst meten. Zijne figuren zijn grootsch en vol leven, doch de kleur steekt al te flets af tegen den warmen gloed van den Italiaanschen meester. De samenhang laat eveneens te wenschen. Zien wij van naderbij hoe hij zijne onderwerpen vertolkte. Het Paaschfeest in Egypte. De Israëlieten met omgorde lenden, sandalen aan de voeten, en den reisstok in de hand, zijn ter Paaschviering bereid. Aandachtig luisteren zij naar Mozes, die op de tafel leunend en de mirakuleuze roede in de rechterhand, met de linker ten hemel wijst. Een Israëliet verft den ingang van het huis met bokkenbloed. Met een vlammend zwaard gewapend, doorklieft de Engel des Heeren de lucht en gaat de eerstgeboornen der Egyptenaars dooden. De aanbidding van het Lam. Te midden van het doek op eene wolk ligt het Lam Gods, omgeven met lichtstralen, Boven het Lam zit de Eeuwige Vader, die, gekroond en omringd van de zinnebeelden der vier Evangelisten, het boek met zeven zegels geopend houdt. Engelen en de ouderlingen van het Boek der Veropenbaring aanbidden de goddelijke personenGa naar voetnoot(2). De overige ruimte van den wand, alsook de tusschenvakken der vensters in den anderen zijbeuk, verdwijnen onder het snijwerk: beelden, engelen, engelenhoofden en sieraden, door Kerricx gebeiteld. Hij maakte ook het nieuw portaal met zijne corinthische kolommen en beelden, en de versieringen der orgelkas. De schilderij, Het eten van het Paaschlam in Egypte, werd hem 500, Het Lam in de glorie, 450 gulden betaald. Benieuwt het iemand, wat de verschillende beeldhouwwerken kostten, ziehier eenige uittreksels zijner rekeningen, loopende over de jaren 1725-31:
Ja, Kerricx had reden om den abt te bedanken voor de welwillende bescherming, waarmede deze zijne kunst begunstigde. Hij schreef dan ook na de voltooiing van meest al de werken, die wij te zien kregen: ‘Hoogweerdighste Heere Prelaet, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gehadt hebbe tot UE Hooghweerdste dienst te bevoorderen. |
|