De Vlaamsche School. Jaargang 29
(1883)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij
[pagina 48]
| |
De voormalige abdijkerk van Tongerloo en hare kunstschatten.5. Historische bijzonderheden over Hendrik Frans Verbrugghen.Wij hebben Verbrugghens werken beschouwd; het zal niet ongepast zijn, hier eenige bijzonderheden, tot toelichting aan de levensgeschiedenis des meesters, bij te brengen. Hendrik-Frans Verbrugghen trad in den echt met Suzanna Maria Verhulst, weduwe van Balthazar Van LintGa naar voetnoot(1), en uit dit huwelijk werd een eenige zoon, Hendrik-Ignatius, geboren. Uit haar huwelijk met Van Lint had Suzanna twee kinderen: Petrus, die kloosterling werd in de societeit van Jesus, en Elizabeth. De Liggeren der Sint-Lucasgilde vermelden het betalen van de doodschuld der echtgenoote van den beeldhouwer ten jare 1702-1703Ga naar voetnoot(2). Zooals wij zegden bij ons eerste bezoek aan de abdijkerkGa naar voetnoot(3), Verbrugghen kocht ten jare 1699 de oude refuge van Tongerloo, in de lange-Gasthuisstraat te Antwerpen. Het eigendom paalde ten noorden aan het Maagdenhuis, ten oosten aan den hof van Sinte-Elizabethsgasthuis, ten zuiden aan het huis van Ewoud Van de Steene, ten westen aan de straat. De koopsom - 8000 gulden wisselgeld - werd niet betaald, maar bij akte van notaris Peeter Joannes Allefeldt, den 8n December 1699, ten voordeele der abdij, te repte gesteld tegen 200 carolusgulden de vier eerste, en 500 de volgende jaren. Met die rent was niet alleen de oude refuge belast; zij rustte ook, tot meerderen waarborg, op het derde gedeelte van een eigendom, den Draeck genaamd, op de Lombaardevest te Antwerpen, en bestaande in een huis, eenen gang met zes huisjes daarin, hof, grond en toebehoorten. De rente werd hernieuwd den 4n Augustus 1713 voor Peeter Hendrik Allefeldt. Wat er ook de reden van moge geweest zijn, schoon de bestellingen van werk hem niet schijnen ontbroken te hebben, de beeldhouwer verkeerde, onder geldelijk opzicht, gedurig in het nauw. Toen hij te Tongerloo aan het werk was, moest men hem per week en per maand het geld verschieten, dat hij noodig had tot betaling zijner hulpgasten, en nooit ontving de abdij eenen stuiver van de verschuldigde rent. In 1702 had hij reeds, ondanks de rent die er op belegd was, zijn aandeel in den Draeck verkocht, en die handelwijze werd zelfs met den naam van stellionaat, of bedrieglijken handel, bestempeld in den loop van het proces, waar wij terstond van spreken. Eindelijk werd hij, op aanvraag van eenige schuldeischers, onvermogend tot betalen verklaard, en notaris Maximiliaan De Vetter, den 7n September 1713, ambtelijk tot bezorger van den onvermogenden boedel benoemd. De voornaamste schuldeischers waren jonker Jan Joseph Du Bois voor 1242, ridder Lodewijk Du Bois voor 1000, de weduwe van Ferdinand Van Pruyssen voor 1236, Gisbert Van Colen voor 1200, De Brée voor 520, Adriaan Speck voor 500 gulden, enz. enz. Ten bate was er, behalve de meubelen, modellen, teekeningen, enz., waarvan de verkoop 2006 gulden opbracht, niets anders dan het huis der Gasthuisstraat, belast met renten, waarover een proces ontstond, dat een tiental jaren duurde. Aan stukken, dit proces rakend, ontleenen wij de hier gestelde bijzonderheden. Toen de zoon van Verbrugghen, Hendrik Ignatius, den 31n Januari 1708, het huwelijk aanging met Maria Catharina Janssens, schonk hem de beeldhouwer, bij wijze van huwelijksgift, eene rent van 6000 gulden kapitaal op hetzelfde huis, dat nog belast was met heel de koopsom. Men weet dat daarenboven de kunstenaar, in 1702, zijne woning in pand stelde tot waarborg der uitvoering van het hoofdaltaar, dat hij had aangenomen te maken in de Sint-Baafskerk, te GentGa naar voetnoot(1). Doch deze laatste hypotheek werd vernietigd den 9en Februari 1715, na de volvoering eener nieuwe overeenkomst, den 6en October 1714 getroffen tusschen den kunstoefenaar en het kapittel der Gentsche hoofdkerkGa naar voetnoot(2). Bij de boedelredding betwistte de provisor der abdij de ontvangbaarheid der rente van Verbrugghen zoon. Naar zijne meening, moest die voor ongeldig gehouden worden, als zijnde door den beeldhouwer toegestemd op een tijdstip, toen hij niet bij machte was om zulk eene huwelijksgift te doen, en bij gevolg bedrieglijk gedaan ten nadeele der schuldeischers. Jaren lang duurde het, vooraleer het proces, hierover ingespannen, een einde zag. Middelerwijl bewoonde eerst de markiezin van Wintersfeldt, en sedert 1717, | |
[pagina 49]
| |
toen de boedelredder De Vetter, met goedkeuring der twee pleitende partijen, het huis opnieuw verhuurde, de heer Van Horne, Tongerloo's oude refuge. Een vonnis van 26 November 1722 beval, zonder mindering van wederzijdsche rechten, het huis te verkoopen, en de koopsom, in afwachting van het eindelijk vonnis, in bewaring te stellen bij den kassier Sallet. Den 8n Januari daaropvolgend werd het eigendom ter Vrijdagmarkt, te Antwerpen, door den oude-kleerkooper Willem Willemssens, onder den hamer gebracht, en toegewezen aan Karel Acar, die den 12n Februari, na voorafgaande delging der twee renten, in bezit ervan kwam. Na aftrek der stadspondpenningen bleef er 12,863 gulden 3 ½ stuivers in wisselgeld of 15,007 guld. 1 st. in courant overGa naar voetnoot(1). Het eindelijk vonnis der Antwerpsche schepenen luidde ten nadeele van de eischen der abdij als volgt: ‘..... ter manisse des amptmans, bij den wethouderen gewesen voor een vonnisse dat den heere gedaeghde (de provisor der abdij) om tot laste des opponents (Hendr.-Ignat. Verbrugghen) geageert ende geconcludeert te hebben, soo ende gelyck hy heeft gedaen, niet en is gefondeert, nochte ontfanckbaer, en voegende de requeste civiel tot de saecke, mitsgaeders interiunerende de brieven van daeghsel, ten eynde van relievement, dat het verboth door den gedaegde doen doen, qualyck ende on behoorelyck is geschiet, costeloos ende schadeloos sal worden afgedaen, den gedaegde in allentgene voors. condemnerende, mitsgaeders in de costen ten behoorelycken tauxatie ende moderatie. Aldus gedaen ende gepronuntieert in collegio den 2d September 1723.’ Voor de kosten van 't proces betaalde de abdij 527 gulden. De beeldhouwer H.-F. Verbrugghen overleed te Antwerpen in het Sint-Elizabethsgasthuis in December 1724Ga naar voetnoot(2). (Wordt voortgezet.) F. Waltm. Van Spilbeeck. |
|