De Vlaamsche School. Jaargang 29
(1883)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij
[pagina 29]
| |
De voormalige abdijkerk van Tongerloo en hare kunstschatten.2. Wijzigingen aan het gebouw. De kunststukken van vroeger herdacht. Tafereel van Rubens. Enz.Door het wegbreken van de koorkens van den Zoeten Naam en van den H. NorbertusGa naar voetnoot(1),
Reliquieënkast van den gelukzaligen Siardus.
die nagenoeg een en halven boog der zijbeuken innamen, heeft de kerk gewonnen in ruimte, en regelmatiger zijn hare bouwkunstige lijnen. De kleine voorgebouwen, weerszijds den voorgevel tot de hoogte van de vensters der zijbeuken, in de plaats dier kapellen aangebracht, mogen, onder bouwkunstig opzicht, min gelukkig heeten. Die verandering dagteekent van het jaar 1726. Eene andere wijziging heeft het gebouw ondergaan in de zijnissen, die nu tot op de helft hunner oorspronkelijke diepte zijn ingekort. Vinden wij, ten gevolge der nieuw ingevoerde versieringen, de schoone triptieken en tafereelen van vroeger - Leonardo da Vinci's Avondmaal alleen uitgezonderd - in den tempel niet meer, de kloosterlingen, hunne kunstwaarde naar verdiensten schattend, hebben ze evenwel met zorg bewaard en op gepaste plaatsen ten nutte gebracht. Het triptiek van Gozewijn Van der Weyden, Maria's Hemelvaart en Boodschap, en de Geboorte onzes Heeren verbeeldend, hangt nu in het voorgebouw, links van den ingang der kerk; de Sinte-Dimphnatafereelen ziet men in het tegenovergesteld aanhangsel, tot prelaatskoorken ingericht; de Salvator, het vermoedelijk werk van Quinten Matsijs of van Van Eyck, versiert de kapel van het ziekenhuis; Van der Weydens Begiftiging van Calmpthout hangt bij den trap in het convent; Sint-Angustinusleven, na eenen tijd tot versiering der bibliotheek gediend te hebben, bevindt zich nu in eene der zalen van het prelaatsverblijf; de Legende van Ste. Anna verhuisde naar eene kapel van Calmpthout, waar kloosterlingen van de abdij de herderlijke bediening vervullenGa naar voetnoot(1); de schilderij van Gossaert, in slechten toestand, is tijdelijk niet opgehangenGa naar voetnoot(2). Een tafereel van Floris, de Vier evangelisten vertoonend, dat in de zeventiende eeuw, met de schilderij van L. da Vinci, het koor, en later eene der prelatuurszalen opluisterde, hangt thans in de sacristijGa naar voetnoot(3). Vermelden wij hier nog eene schilderij van Rubens, in 1648 aangekocht. Prelaat Wichmans schreef desaangaande uit Brussel, den 27n November van dat jaar, aan den prior der abdij; wij vertalen den brief uit het Latijn: Jesus, Maria, Joseph. Eerwaarde heer Prior. Heden kwam hier MatthiasGa naar voetnoot(4), de waard van ons huis, te Antwerpen, met een tafereel van den Gekruisten Zaligmaker, door Rubens geschilderd. Hij kocht het in eene veiling tot redelijk gematigden prijs, - de kunstwaarde der schilderij ingezien -, namelijk voor 590, ik zegge vijf honderd negentig gulden. Het tafereel is twaalf voet hoog, zes breed, zonder de lijst. Mijns dunkens zal het best geschikt zijn voor den vleeschrefter aan het hoofd der tafel. Neem de maat van de plaats, voordat de provisor naar Antwerpen gaat, waar hij het tafereel zal vinden. Eenieder zegt, dat het eene goedkoope aanwinst is.... (Het overige des briefs slaat op heel andere zaken.) Uw vader in Christus F. Augustinus abt van Tongerloo. Brussel 27 November 1648Ga naar voetnoot(5). In de meening van den prelaat was de schilderij bestemd om onmiddellijk in den refter geplaatst te worden; zij prijkte echter eenen tijd in eenen der zijbeuken van de kerk. Door een | |
[pagina 30]
| |
ongelukkig toeval gescheurd, doch meesterlijk hersteld, werd zij nadien werkelijk in den refter geplaatstGa naar voetnoot(1). Van de vroeger bezichtigde beeldhouwwerken zijn er ook verscheidene uit de kerk verdwenen, als zijn het doxaal met zijnen gebeitelden trap, bij den ingang van het koor, en het lavatorium, bij het hoogaltaar; het altaargestoelte of presbyterium, tot biechtstoel ingericht, stond in het begin der achttiende eeuw in het Sint-Norbertuskoorken, maar verdween, toen dit koorken werd afgebroken; de Sint-Augustinus- en Catharinabeelden, van Joost van Santvoort, bevinden zich in de benedenboekzaal en het Salvatorsbeeld in den kloosterpand; het kruisbeeld met Maria en Joannes, van boven den ingang des kruisbeuks, staat tegen de koornis buiten onder een afdak. De steenen predikstoel dient in de parochiekerk; daar ook vindt men een hoogaltaar in hetwelk de paneelen in half verheven beeldwerk benuttigd werden, die Gielis Remijs voor de vroegere afsluiting van het Zoeten-Naamskoorken beitelde; eenige paneelen uit de afsluiting van het Norbertuskoorken, zijn daar bijgevoegdGa naar voetnoot(2). Beschouwen wij thans de nieuwigheden, die de plaats der vroegere kunststukken inruimen. | |
3. Nieuwe altaars in het kruiskoor, met tafereelen van verschilligen. Beelden, enz.Naar de verordening van prelaat Wichmans, zijn de huidige zeven altaren gewijd ter eere van de patronen der zeven hoofdkerken van Rome: tegen het koor hebben wij Sint-Laurentius en Sint-Sebastianus; bij de uiteinden van den kruisbeuk Sint-Paulus en het H. Kruis; in de nissen of zijkoorkens de altaars van den H. Joannes en van den H. Petrus; het hoogaltaar heeft als voorheen de H. Maagd Maria voor patrones. De vier eerste, van marmer en met tafereelen, zijn gemaakt onder de regeering van den genoemden abt. Ter bekostiging van het H. Kruis- en het Sint-Paulusaltaar, - daarbij begrepen een Siardusbeeld - betaalde men in 1648, aan den beeldhouwer Neeffs, de som van 800 rijnsguldenGa naar voetnoot(3). Op het eerste prijkt een tafereel van Thomas Willebords Bosschaerts, waarvoor hij, den 18n Augustus van het gemelde jaar, 500 gulden in betaling kreeg. Het vertoont den Zaligmaker met het zegepralend kruis in de armen; twee boetelingen, een man en eene vrouw, knielen aan zijne voeten. De Bekeering van den H. Paulus, op het ander altaar, schilderde J. Jordaens, die voor zijn werk, in October 1647, 400 rijnsgulden ontving. Van Halen schilderde in 1646 twee tafereelen voor de altaars tegen het koorGa naar voetnoot(4); nu echter vinden wij er schilderijen van twee andere meesters. Voor het altaar van den H. Laurentius schilderde Jan Van Bockhorst, alias Lange Jan, de martelie van dien heilige; den 26n Augustus 1649 betaalde men hem 174 rijnsgulden. Op Sint-Sebastianusaltaar hebben wij een stuk van Schoonjans, in 1707 aangekocht voor 316 gulden 6 stuiversGa naar voetnoot(1). Van Wichman's tijd is ook de predikstoel, een kunststuk, zegt Van Herdegom, zoo voortreffelijk, dat het voor geen ander van dien aard in het land moet onderdoenGa naar voetnoot(2). Hij werd gemaakt ten jare 1616 en kostte 1500 rijnsgulden. Arnoldus Jordaens, als maker van het kunststuk in de rekeningboeken vermeld, is niet onwaarschijnlijk dezelfde, die in de Liggeren der Sint-Lucasgilde onder den naam van Artus voorkomt, en eene bloedverwante van den abt van Tongerloo, Margaretha Wichmans, voor echtgenoote hadGa naar voetnoot(3). Des te waarschijnlijker is deze veronderstelling, daar in Juni 1643, - toen Augustinus Wichmans slechts hulpabt was van zijnen voorzaat, - dezelfde rekeningboeken eenen post vermelden van ‘1000 gulden voor twee biechtstoelen, betaald aan den bloedverwant van den heer Coadjutor.’ In den kruisbeuk hebben wij nog drie beelden van Avesnessteen: onder het venster van den zuidergevel, den gelukzaligen Siardus, gebeiteld, zooals wij zegden, door Neeffs; aan den voet der pilaren, die den koorboog ondersteunen, naast Sint-Laurentiusaltaar, den H. Hermannus-Joseph, en aan de tegenovergestelde zijde, den gelukzaligen Godefridus, beide vermoedelijk van den genoemden beeldhouwerGa naar voetnoot(4). Het O.-L.-V.-beeld van den voorgevel beitelde in 1657 meester Hubertus van den Eynde. Nabij het Siardusbeeld treffen wij de reliquieënkast aan, waarin de gebeenderen van denzelfden gelukzalige bewaard worden. Het is een lief tempeltje op twaalf kolommen, waarvan er vier op den voor- en op den achterkant, en twee op de zijkanten gezien worden, en waartusschen nisjes in rondboog met driehoekige kap daarboven, zilveren vergulde beeldjes beschutten. In het middenvak evenwel van den voorkant is een kristal, waarachter men den schedel van den gelukzalige ziet, en van den achterkant een betrekkelijk opschrift. Boven het dak, dat in zachte golving opklimt, is in liggende houding de gelukzalige abt afgebeeld. De kast, van ebbenhout, is gemaakt door Franciscus Van Stryp, dien men 250 rijnsgulden betaalde; de beeldjes, kapiteelen der kolommen en andere sieraden van verguld zilver, maakte de zilverdrijver Willem Couwenbergh, die voor zijn aandeel iets meer dan 950 rijnsgulden trokGa naar voetnoot(5). | |
[pagina 31]
| |
In 1619, toen die reliquieënkast vervaardigd werd, was prelaat Stalpaerts aan het hoofd der abdij. Meest al de anden werken, die wij tot hiertoe zagen, dagteekenen van de regeering van den abt Wichmans. Ursino, diens onmiddelijke opvolger, weinige maanden na zijne aanstelling door den dood weggerukt, had den tijd niet om iets voornaams te bewerken. HR̄oznata Crils hield zich vooral bezig met de hernieuwing en de verbetering der kloostergebouwen: hij timmerde een nieuw ziekenhuis, stelde een nieuw verdiep op het convent en versierde den refter met tafereelen van Jan Erasmus Quellin er van Goubau. Van den eerste ziet men aan elk der uiteinden van de zaal eene overgroote schilderij: De bruiloft te Cana, die 1300, en den Zaligmaker aan tafel bij Simon den Farizeër, die 2400 gulden betaald werdGa naar voetnoot(1). Goubau schilderde drie tafereelen tegenover de vensters, feiten voorstellend uit het leven van den H. Norbertus, en ontving voor dat werk ongeveer 1400 gulden. Gregorius Piëra en Joseph Van der Achter zouden de inwendige versiering der kerk voltooien. Van Piëra's tijd zijn de tafereelen die wij boven het koorgestoelte te zien krijgen, het hoogaltaar en de altaars in de zijnissen; onder Van der Achter wordt het achtergedeelte des tempels met schilder- en beeldhouwwerken opgeluisterd. (Wordt voortgezet.) F. Waltm. Van Spilbeeck. |
|