De Vlaamsche School. Jaargang 29(1883)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Oostersche poëzie. I. Afgeschafte hongersnood. In Perzenland kwam hongersnood En knaagde weide en akker bloot. Hij kwam tot in de rijkste steden En trots de vurigste gebeden Stierf 't arme volk den hongerdood. De vorst - het was geen van die laffen, Die enkel armen, zwakken straffen - Het was een man, een vriend van God - De vorst gaf seffens het gebod, Den hongersnood gansch af te schaffen. Hij schreef - bewonder zijn verstand! Een' brief naar elke stad van 't land, Verbiedend, dat nog een' der rijken Van honger iemand laat bezwijken, Hun leven bleef er voor verpand. ‘Vergaat een arme in uwe muren Van honger, 'k neem een' zijner buren, Den rijksten, werp hem in 't gevang, Houd ongenadig hem zoolang Als dorst en vasten daar kan duren!’ Verdwenen was de hongersnood: Als broeders deelde men het brood; Er was geen vrek meer, geen beroover, Geen schrok: de harten liepen over Van liefde voor den rampgenoot! J.A. van Droogenbroeck. Brussel 1883. Vorige Volgende