Bloemenleven.
In 1882 bladzijde 85, deelden wij een stukje mede, getiteld Het vlas, overgenomen uit het werk Bloemenleven door Teirlinck-Stijns, uitgegeven te Roeselare, bij De Seyn-Verhougstraete. Voegen wij hier terstond een woord van lof bij voor den uitgever, die om het uiterlijke met den inhoud zooveel mogelijk te doen overeenkomen, het boekje lief en bevallig als eene bloem den lezers heeft willen aanbieden. Nu een woord over den inhoud. De inleiding, in echt dichterlijke taal geschreven, zegt ons terstond, dat wij hier te doen hebben met iemand, wiens geest en hart nog niet door het verkoelend realismus verstomd en verdord zijn.
‘Bloemen leven! - zoo vangt de schrijver aan. - Lachen zij ons in de tuinen niet tegen? Kooren ze niet in weide en op heide met wind en kerfdier? Keuvelen ze niet heimelijk met het beekje, in wiens helder kristal zij zich afspiegelen? Weenen ze niet op een graf?’
Die weinige woorden zeggen ons reeds genoegzaam, dat de schrijver de natuur beschouwt en bemint, niet gelijk de realist, die in een boom slechts een boom, in eene bloem niets meer dan eene bloem ziet, dat wil zeggen stomme voortbrengselen eener stomme natuur, en die hij even stom aan ons voorstelt als het gevoellooze kwik van eenen spiegel het daarvoor geplaatste voorwerp weergeeft, zonder er iets bij te voegen dat zoowel tot het hart als tot de oogen spreekt. Neen, de schrijver toont ons, dat bloemen leven; hij verklaart ons hare beteekenis; hij schetst ons hare eigenschappen, hare deugden en zelfs van sommige hare ondeugden; hij laat ze spreken tot vreugde en troost van 's menschen hart.
‘O! wat ware de wereld - zoo zegt hij verder - zonder plantensmuk? Een rotsklomp!’ en hij had er kunnen bij - voegen: en even hard en dor als deze is het leven zonder ideaal, zonder poëzij.
De schrijver, na de bloemen tot ons hart te hebben doen spreken, en ons liefde voor haar te hebben ingeboezemd, beoogt nog een ander doel, namelijk ze ons te leeren kennen. Zoo geeft hij van de meest algemeen gekende planten, de soort aan, waartoe zij behooren; beschrijft haren vorm en samenstel; duidt haren bloeitijd aan en de plaatsen harer oorsprong, enz. en vereenigt alzoo het nuttige met het aangename.
Dat dit werkje veel lezers zal vinden is niet alleen onze wensch maar ook onze vaste overtuiging.
V.