Teekening van Jan Stordiau, drukkerij L. Seghers en zonen.
te hebben gestaan, waarvan er in de
xvie eeuw, bij den aanbouw van het stadhuis, eene menigte in den grond werden aangetroffen.
In 837 verschenen de Scandinavische horden op het eiland Walcheren, voeren de Schelde en vervolgens het Schijn op, sloopten de Antwerpsche Burcht en verbrandden Deurne, Rumpst en andere omliggende plaatsen.
Ongeveer eene halve eeuw later, zouden de Noormannen, die al de voordeelen der ligging van Antwerpen in de bocht van een breeden en bevaarbaren stroom hadden ingezien, eene nieuwe Burcht hebben gebouwd. Of zulks geschiedde op de puinen van de Burcht die zij verwoest hadden, is niet bewezen.
Sommigen beweren, dat de nieuwe Burcht een werk zou zijn van de Romeinen. Mertens en Torfs zijn dit gevoelen niet toegedaan, zoomin als de geschiedvorscher Marshall. De grond, dien deze Burcht besloeg, strekte zich uit tusschen de Werf en de Burchtgracht en omvatte de Mattenstraat, de Zakstraat, een deel van de Gevangenisstraat en het Burchtplein; binnen de Burcht bevonden zich de Ste.-Walburgiskerk, het Steen, de Vierschaar, het Reuzenhuis, het Bezaanhuis en het hof van Afflighem.
In 1304 stond hertog Jan III een onbebouwden grond af: ‘tusschen de borchbrugghe tote Craywyc waert, ende tusschen die vischmeret van Antwerpen, also verre die worp van onser borchtgracht hem strect,’ met toelating die gronden te verkoopen en er nieuwe straten aan te leggen. Het onderhoud der Burcht was ten laste van de stad Antwerpen en eenige andere gemeenten, zoaals blijkt uit stads rekenboeken van 1324; er moest daarvoor jaarlijks een bedrag van 1500 gouden nobels opgebracht worden, waarvan 880 door de stad Antwerpen.
Tusschen 1395 en 1398 werden de muren gedeeltelijk herbouwd en de oude schietgaten voor hand- en voetbogen vervangen door andere voor donderbussen en vuurwapenen van dien tijd.
Door de uitbreiding van handel en welvaart, werd het bestaan der Burcht hinderlijk voor de gemeenschap met de Werf en het volk eischte er dan ook de afbraak van; hertog Anthonis van Burgondië stond na lang dralen en twisten bij charter van 18 Maart 1410 (nieuwe stijl 1411) toe, dat er 2 sleutels zouden gemaakt worden voor ieder der drie alsdan bestaande poorten der omheining: een sleutel voor hem of zijnen gemachtigde en de andere voor de schepenen, die dagelijks de Werfpoort moesten openen en sluiten. De hertog nam de verbintenis, de twee andere poorten open te laten, tenzij in geval hij in de Burcht verblijf hield of in oorlogstoestand was; ook werd den kooplieden weder vrij verkeer doorheen het slot toegestaan.
In 1415 gaf hertog Jan IV bevel aan het magistraat de openingen te sluiten die in den muur tusschen de Vischmarkt en de Kreywyck bestonden; in 1416 liet het magistraat de stadsversterkingen met die van het kasteel verbinden.
In 1436 werden nog voor 10,000 gouden Philips herstellingen aan de omheining der Burcht verricht.
In 1446 waren die muren en de torens weder zoodanig vervallen, dat Philips de Goede last gaf om daaraan nieuwe werken uit te voeren.
In 1477 werd een vierde uitgang gemaakt langs den kant der Zakstraat.
In 1481 stonden aartshertog Maximiliaan en Maria van Burgondië al de muren der Burcht aan de stad af, onder zekere voorwaarden, beschreven in den kwijtbrief van 21 Mei, berustende in het Antwerpsch archief (Privilegekom C.M. 310) en in het charter 311 van 16 Juni daaraanvolgende.
Sedert dien hield de Burcht op eene sterkte te wezen, behalve langs de Scheldezijde, waar de wal tot de verdediging der stad behouden werd. Keizer Karel bekrachtigde den afstand der Burcht op voorwaarde dat de torens, de gevangenis het Steen, de Steenpoort en de poort langs de Mattenstraat gespaard blijven en in goeden staat door de stad zouden onderhouden worden.
Er zijn mannen, die de welsprekendheid van vrouwentongen overtreffen, maar geen man bezit de welsprekendheid van vrouwenoogen.
Weber.