Sang und Klang.
Lieder zum komponiren und andere poëtische Kleinigkeiten, von Heinrich Flemmich (Percival). Preis 3 mark. Freiburg i/B, Adolph Kiepert, 1882.
Getrouw aan de richting van dit tijdschrift, onbevangen en zonder achterdocht de verdienste te erkennen en in 't licht te stellen ook van zulke kunstenaars en geleerden welke op godsdienstig en politiek gebied geheel of gedeeltelijk van ons afwijken, bevelen wij onzen lezers het nieuw verschenen werk aan van den voorheen te Antwerpen gevestigden heer Heinrich Flemmich.
Het is een keurig kl. 8o-boek van 271 blz., door lijsten omgeven, schoon van druk, op zwaar papier.
De verzen van dezen dichter munten uit door kortheid, bondigheid, vloeiendheid en natuurlijk gevoel. Zij zijn daarbij van ongezochte oorspronkelijkheid en door en door zedelijk.
't Eigenaardige van den bundel is verder dat de dichter zich gaarne verplaatst in de dagen zijner jeugd en de gevoelens die de jonkheid bezit met een zeker eenvoudig welgevallen pleegt.
‘Ach,’ roept hij hier en daar uit, ‘waar zijn die (thans) gedoofde sterrekens?’ - ‘De meisjes spotten met mijnen ouderdom’; ‘mijn jeugdig gemoed speelt mij streken;’ - ‘O! nog een weinig jeugd, Barmhartige!’ enz.
Deze jonkheid des harten geeft ondertusschen aan de ernstigste gedichten eene groote frischheid, die de recht mannelijke, ernstige gedachten niet uitsluit,
Zoo vinden wij, bij voorbeeld, op blz. 195, eene zeer treffende strophe: De steenzager getiteld, welke bij den langzaam maar steeds snijdenden tijd wordt vergeleken, die 's menschen lichaam verslijt.
Niet minder ernstig en diepgevoeld zijn de verzen gewijd aan de hoofdkerk te Freiburg in Breisgau, eene der enkele weinige geheel uitgebouwde kathedralen van de 13e en 14e eeuw. Wij herinnerden ons hierbij Die verlorene Kirche, dat prachtgedicht van Uhland.
Vervolgens valt nog te vermelden dat de heer Flemmich een aantal gedichten van Van Ryswyk en anderen uit het Vlaamch zeer sierlijk heeft vertaald. Deze teksten bevelen zich aan om onze muziek in Duitschland ingang te doen vinden, dewijl zij tot toonzetting zeer geschikt zijn.
Eindelijk komen nog eenige gedichten in den bundel voor, welke reeds op muziek gezet zijn, en door het woord ‘Lied’ worden aangeduid.
Het werkje kan gerust aan alle Antwerpsche en verdere Duitsch-Vlaamsche vrienden en vriendinnen in handen gegeven worden, maar voor Kers- of nieuwjaarsgeschenk moet men 't eerst laten binden.
Leuven.
A.T.