De Vlaamsche School. Jaargang 28
(1882)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– AuteursrechtvrijAntwerpsche reizigers.XIII.
| |
[pagina 174]
| |
hoofdredactie op zich nam van het Handelsblad, hetwelk op 4 December 1844 zijne loopbaan begon en toen slechts driemaal per week werd gedrukt. Van dan af gaf Vleeschouwer, gedurende de wintermaanden, in zijne woning, eerst op de Suikerrui en later in de lange-Nieuwstraat, 67, leergangen in het Engelsch, Spaansch, Italiaansch, enz. enz.; hij kende omtrent een dozijn talen en bezat waarlijk uitgebreide kennissen. In den loop van het jaar 1846 werd er te Antwerpen, door de ieverigste Vlaamschgezinden, eene geheime maatschappij gesticht. welke den naam droeg van het Heilig Verbond. Dit verbond had ten doel de Vlaamsche quaestie ook op staatkundig terrein krachtdadig voor te staan; wijlen dokter P.-J. Van Meerbeeck was er voorzitter van, en de romanschrijver P.-F. Van Kerckhoven secretaris. Onder de talrijke leden behoorden wijlen F.-H. Mertens, Theodoor Van Ryswyck, de kunstschilder Willem Vertommen, enz., om van de nu nog levenden niet te spreken. De bijeenkomsten hadden plaats in de afspanning de dry Koningen, op de Koepoortbrug, schuins tegenover de Minderbroedersrui, welke bouw in 1855 voor den doorsteek der Paulusstraat werd afgebroken met de daarneven staande huizen, rechts de Raap nr 1807 en links nr 1805, het Exterken genaamd.Ga naar voetnoot(1) De inleiding van nieuwe leden gebeurde in de bovenzaal van het Hôtel Rubens, aan de Groenplaats (thans het Café de l'Univers). Ten einde den uitsluitend Franschen geest van het gemeentebestuur zooveel mogelijk tegen te gaan, werd er tot de uitgave van de Roskam besloten, een weekblad dat in den aanvang van 1847 begon te verschijnen, en hetwelk door ‘drie diepzinnige staatkundigen’ werd opgesteld, waarvan L. Vleeschouwer de ziel was. De voornaamste anti-Vlaamschgezinde leden van het gemeentebestuur werden in het bladje, dat geregeld elken Zaterdag het licht zag, ongenadig gehekeld en de schrijvers ervan bleven zoolang onbekend, tot P.F. Van Kerckhoven het geheim verklapte, ten welken gevolge hij uit het Heilig Verbond werd verbannen. Nu verscheen een tweede hekelbladje, de Schrobber getiteld, opgesteld door Karel Nys, P.-F. Van Kerckhoven, enz., waarin het stadsbestuur werd verdedigd en de heeren Vleeschouwer, Conscience en de Laet niet werden gespaard. Deze twee laatsten ontkenden hunne medewerking aan den Roskam; doch in Vleeschouwers nalatenschap hebben wij een exemplaar ervan aangetroffen, waarin vele artikels door hem met hunne naamletters waren aangeduid. Van den Roskam verschenen 61 nummers; bij het uitbarsten der Fransche omwenteling van 1848, werd de titel in dien van het Vaderland veranderd, welk blad, op eene gansch andere leest geschoeid, nog tien maanden voortleefde. - Sedert dien tijd zijn er vijf en dertig jaren verloopen; maar nog herinneren wij ons, hoe gretig wij en anderen, elken Zondag naar die hekelblaadjes grepen; elkeen wilde ze lezen, en zij hebben althans dit teweeggebracht dat zij bij de Vlaamsche burgerij den reeds zoolang ingesluimerden politieken geest hebben wakker geschud. Later werd er eene onderafdeeling van het Heilig Verbond ingericht, waarvan de bijtreders, bij hunne aanneming, blinde gehoorzaamheid aan het bestuur moesten beloven. Zij ontvingen last lid te worden van de Antwerpsche burgermaetschappijen en gezelschappen, tooneelvereenigingen, enz., en ze moesten trachten spoedig van het bestuur deel te maken. Dit gebeurde en velen dezer bondgenooten, - meestal geestdriftige jongelingen, die nu door de jaren veel kalmer zijn geworden - kweten zich gewetensvol van hunnen plicht: deze was secretaris, een ander bestuurlid of ondervoorzitter van gemelde vereenigingen. Dit had voor gevolg dat, toen de Vlaamsche partij, in de gemeentekiezingen van October 1851, met hare candidaten: H. Conscience, C.-E. de Ram en F. Lysen in het strijdperk trad, een tiental gezelschappen der stad zich als één man bij de maatschappij de Eikenkroon, welke den strijd begonnen had, aansloten, en krachtdadig medewerkten tot het welgelukken van den kamp. Des avonds werd er meeting gehouden in de groote zaal van het Hôtel Rubens, waar Conscience het woord voerde. Deze kiesworsteling deed de macht der Vlamingen in zooverre uitschijnen dat twee harer candidaten, de heeren F. Lysen en C.-E. De Ram, in balloteering kwamen, doch bij de herstemming schipbreuk leden. Wat H. Conscience betreft, deze had eene minderheid van 114 stemmen. Hij werd dus niet gekozen, en dit mag, naar wij meenen, als een geluk worden beschouwd; want hoogstwaarschijnlijk zou zijne verkiezing en zijne daaruitvolgende bemoeiingen op staatkundig gebied, zijn schrijverstalent hebben gedood, en dit ware zeker voor de Vlaamsche zaak duizendmaal meer te betreuren geweest. Overigens, de toen zoo zeer gehekelde partij Loos, welke destijds het stadsbewind in handen had, was eigenlijk zoo slecht niet als men beweerde. Wel zorgde zij voor ‘nichtjes en kozijntjes;’ maar is dit, bij elke regeering, niet altoos hetzelfde geval? Vleeschouwer, die in 1847 de redactie van het Handelsblad had verlaten, verving in 1851 den heer J. De Laet, welke naar het Brusselsche blad l'Émancipation was overgegaan, als opsteller van het Journal d'Anvers. Hij bekleedde die plaats tot in 1860, wanneer hij voor eigen rekening het nieuwe hekelblad Reinaart de Vos begon uit te geven. Die uitgave berokkende hem vele vijanden en trok hem menige onaangenaamheid op den hals; hij genoot echter veel bijval en liet zijn blad geregeld alle | |
[pagina 175]
| |
Zaterdagen verschijnen. Niet zelden stond het vol fijne, geestige, maar ook nijdige personaliteiten. Ook als opsteller van het Journal d'Anvers had hij zeer vinnige artikels in dat blad geleverd; vooral de heer L. Dupont, destijds opsteller van den Précurseur, had hij tot het mikpunt van zijne spotternijen gesteld, in zooverre dat deze hem op zekeren dag in zijne woning kwam rekening vragen en hem in tweegevecht beriep. Vleeschouwer wierp hem, tot zelfverdediging, zijnen inktpot naar het hoofd en wees hem de deur. Voor die aanranding werd L. Dupont door de rechtbank tot eene maand gevangzitting verwezen, aan welke straf hij in 1857 heeft voldaan. In een goed geschreven boekje, getiteld: En prison, heeft hij zijne gewaarwordingen en indrukken, tijdens zijne gevangenschap in den huize Salm-Salm, aan het publiek meegedeeld. Zooals men weet, hield de Antwerpsche quaestie geruimen tijd de gemoederen gespannen; de groote omheining en de afbraak der kasteelen, door de bevolking zoo dringend gevraagd, werden door den minister van oorlog halstarrig geweigerd. De gisting nam van dag tot dag in hevigheid toe, in zooverre dat al de partijen, mannen van allerhande staatkundige gezindheid, hunne onderlinge verdeeldheid vergaten en met de toen reeds machtige Vlaamsche party onder de dusgenaamde Commissie van krijgsdienstbaarheden vereenigd, zich later, onder den naam van Meeting, tot eene enkele partij versmolten. Dit had vooreerst de aanstelling van eenen Vlaamschgezinden gemeenteraad tengevolge, alsook dat er nieuwe afgevaardigden, hevige anti-militaristen, naar Kamer en Senaat werden gezonden, zoodat het ministerie eindelijk voor die vereenigde tegenwerking moest bezwijken en er aan de billijke grieven van Antwerpen werd voldoening gegeven. Wij achten het onnoodig ons verder met die feiten, welke nog versch in ieders geheugen liggen, bezig te houden; doch wij konden ze niet stilzwijgend voorbijgaan, aangezien Vleeschouwer tot dien strijd ook het zijne heeft bijgedragen, ofschoon zijne gezondheid sedert lang geschokt was: de man leed aan eene keeltering, welke hem belette te slapen, zoodat hij anders geene rust vinden kon dan in eenen leunstoel. Die kwaal verergerde van dag tot dag, tot hij eindelijk, op Vrijdag 12 October 1866, den laatsten adem uitblies. Bij den lijkdienst, welke den Maandag daaropvolgende in de St.-Jacobskerk plaats had, was de menigte buitengewoon talrijk; liberale, katholieke en onzijdige Vlamingen brachten eene laatste hulde aan den betreurden afgestorvene; alzoo werden de slippen van het baarkleed onder andere gedragen door de heeren Julius Vuylsteke en Frans De Cort. Op zijne begraafplaats, in de Markgravelei, werden een drietal redevoeringen uitgesproken. Het zonderlingste van de zaak is echter, dat er op het graf van hem die zijn gansch leven voor het Vlaamsch had gewrocht, een gedenkteeken met een Fransch opschrift werd geplaatst. Die ezelarij is door zijne nabestaanden en ten spijte der Vlamingen gepleegd. Op de witte marmeren plaat van het arduinen gedenkstuk staat in gouden letteren: † Na Vleeschouwers dood werd de uitgaaf van Reinaart de Vos nog een paar jaren voortgezet; het blad werd achtereenvolgens door verschillende personen opgesteld, doch zijn scherpzinnige geest was er niet meer in te vinden, hoezeer men ook zijnen schrijftrant trachtte na te bootsen. Er was in de artikels meestal gebrek aan fijn zout, en ook de drukpersprocessen en veroordeelingen lieten zich niet wachten. Op 8 November 1868 verdween Reinaart eensklaps van het tooneel. Behalve de reeds opgenoemde werken heeft Vleeschouwer nog in het licht gegeven: De grondwet van het koningrijk België (vertaald), 1849; Stukken en Brokken (waarin het verhaal van zijne reizen voorkomt), 1851; Het boek der vertellingen en andere kuizelarijen, 1863; Faust, eene tragedie van Goethe, 1842, (tweede uitgave), 1865; Vaderlandsliefde en Moedertaal, 1866. In het Fransch schreef hij: Louis Napoleon et Victor Hugo, 1851, en Littérature anglaise, een schoolboek, zonder jaartal, dat door hem in zijne avondlessen werd gebruikt. - Toen dr. J.W. Wolf, in 1846, de uitgave van de Broederhand, reeds na den eersten jaargang staakte, nam Vleeschouwer de redactie van dit tijdschrift op zich, doch kon het niet langer dan negen maanden in stand houden; het stierf bij gemis aan levenskrachten. In Het Taelverbond, de Annales de l'académie d'archéologie de Belgique en in de Vlaamsche School leverde hij ook eenige bijdragen. Antwerpen. J. Staes. |
|