bondsvlag, door Antwerpsche dames den bond aangeboden in het jaar 1874 en waarop het bondswapen prijkt, aan het hoofd van dit opstel geplaatst.
Zij bevatte verder een exemplaar van al de werken, over de turnkunst in België uitgegeven, herinnering-medailles, oefeningsboeken, reglementen der vereenigingen, voorwerpen om in den buiten een kamp op te slagen, enz.
De oudste Belgische vereeniging is de Société de Gymnastique et d'Armes d'Anvers. Zij werd gesticht ten jare 1839, onder het bestuur van den heer Jos. Isenbaert; haar zinnebeeldig schild, voerende Hercules, de god der macht, en Minerva, de godin des vredes, in eene wapenzaal vereenigd, werd uitgevoerd door den gunstig gekenden historieschilder F.A. Fraustadt en prijkte ook op de tentoonstelling. Wij laten er hier de afbeelding van volgen;
De vlag van den Gymnastischen Volkskring van Antwerpen, uitgevoerd naar de teekeningen van den heer N.J. Cupérus, voert een zwarten klimmenden leeuw op gouden grond, met rood en zwart omzoomd.
De volgende zalen bevatten toestellen, modellen en teekeningen van turnzalen en turntuigen van allen aard, ingezonden door het Belgische staatsbestuur, de stad Brussel, het ministerie van Hessen-Darmstadt, bijzondere personen, fabrikanten of vakkundigen, enz.
Eene der zalen bevatte eene verzameling wielers (velocipeden), tentoongesteld door de heeren Firmin Mignot, en Turner, van Brussel, en Sacré, van Verviers.
De driewielers waren al zoo talrijk als de tweewielers; dit nieuwerwetsch voertuig komt in de groote steden, ook in ons land, van lieverlede meer en meer in gebruik; het geeft eene goede lichaamsoefening; voor vele liefhebbers is het eene noodwendigheid geworden.
In steden, waar de afstanden veel grooter zijn dan bij ons, zooals in Londen, bij voorbeeld, wordt de wieler voor menigeen een onmisbaar voertuig; ook ziet men daar vele personen dagelijks zich naar hunne bezigheden, in de stad, begeven op eenen wieler, zooals andere eene cab (een zoogenoemd huurrijtuig) gebruiken. Zij kunnen aldus hunne woonst buiten het centrum der stad vestigen, en jaarlijks eene ronde som aan huishuur uitsparen. Het getal velocipedisten is dan ook in Londen zeer groot.
Zeer belangwekkend waren de uitleggingen, welke de tentoonstellers, met de meeste bereidwilligheid, aan de bezoekers gaven, over de samenstellingen den bouw van deze voertuigen. Een groote velocipede, met een voorwiel van 1m50, geheel van ijzer en staal gemaakt, weegt nauwelijks een twintigtal kilos. De wrijving der bom van het wiel op de as is zoo zacht, dat wanneer men een dier velocipeden het onderste boven voor eene opene deur stelt, zoodat het groot wiel op zijne as alleen rust, de tocht der binnenstroomende lucht voldoende is om het wiel onophoudelijk te doen draaien. De oneindig kleine wrijving wordt door eene gansch bijzondere samenstelling der bom verkregen. Deze bestaat uit eene ronde koperen bus, waarvan de doorsnede ongeveer 1 centimeter grooter is dan die der as; de leemte tusschen as en doos is aangevuld door eenen reesel kleine stalen kogeltjes van 1/2 centimeter diameter, ten getale van 12, die vrij in de bus draaien. De as, en bijgevolg heel het voertuig, rust dus op 6 punten, zoodat de aanraking allerkleinst is. Wanneer men nu den diameter van het wiel met dien der as vergelijkt, valt het licht te begrijpen hoe de zucht eener deur die tusschen de schuins geplaatste stralen van het wiel speelt, dit kan doen draaien; en hoe weinig kracht een goed ruiter bijgevolg te verbruiken heeft om bij middel van dergelijke velocipede zijn eigen gewicht met verbazende snelheid vooruit te drijven.
Voor vakmannen en ingewijde turners bevatte de tentoonstelling zeer belangrijke voorwerpen. Plannen en modellen van turnzalen, toestellen van alle slag getuigden daar van de navorschingen, de verbeteringen, de studiën waarvan de lichamelijke opvoeding en ontwikkeling in de laatste jaren het voorwerp is geweest van wege geleerden, kunstenaars, nijveraars en ambachtslieden. Zij bewezen, dat de turnkunst op vaste gronden berust, dat zij op de hoogte gebracht is eener wetenschap die geworteld is op drie andere wetenschappen, de ontleedkunde, de physiologie en de cinesiologie, dat is te zeggen de kennis van den bouw van het menschelijk lichaam, van de werking zijner ledematen en organen en van de beweging.
(Wordt voortgezet.)