Taalkunde.
Rare en nare woorden.
Desaangaande schrijft dr. E. Laurillard in het Zondagsblad van het Amsterdamsche Nieuws van den dag:
Bemerking, in den zin van aanmerking, krijgt men niet zelden te hooren en te lezen. Maar bemerken is bespeuren, ontdekken, gewaarworden. Hoe kan nu het afgeleide bemerking de beteekenis van aanmerking hebben? Daar komt het niet eerlijk aan. We moeten dus aanmerking maken op dat bemerking en ons bij aanmerking houden, bemerkende dat bemerking, aldus gebruikt, berispelijk is.
Billijk, in de beteekenis van goedkoop, is een germanisme. Billijk, even als zijn oudere vorm billigh, is regtvaardig en heeft met goedkoop niets te maken. Mag men billijk overbrengen in den Duitschen zin van goedkoop, dan zegge men ook maar bellen in den Duitschen zin van blaffen, en verrukt in den Duitschen zin van waanzinnig.
Bloot. Men spreekt van een bloot industriële instelling, van een bloot willekeurige bewering, enz. Waarom toch? 't Is ook al een germanisme, 't is niet aesthetisch en 't is onnoodig. We hebben enkel, alleen, slechts, louter. Dek toe dat bloot, zóó dat het niet meer zigtbaar wordt.
Drankvrij. Een heel mal woord. Vrij, in zulke samenstelling, is aanduiding van onbereikbaar of ontrefbaar. Zoo: watervrij, bomvrij, vrachtvrij, schotvrij. Maar dan is drankvrij iemand, die door den drank niet te bereiken is of in wien de drank niet in kan. Weg alzoo uw drankvrije koetsiers! - Zoo niet, zoek dan ook biervrije kantoorbedienden en snuifvrije keukenmeiden.
Eigendommelijk. Eene al te vrijpostige verkleeding van 't Duitsche eigenthümlich. Ons woord eigendom duidt bezit aan. En het laatste deel van dit woord past op den mensch, die dat vergeet en eigendommelijk zegt in plaats van eigenaardig.
Meerder. Te regt heeft van Lennep geschreven, dat er bijna geen woord is, dat zoozeer misbruikt wordt, als dit. Vooreerst, men stelt veelal meerder gelijk met meer. Dat is mis. Meer ziet op aantal of hoeveelheid, maar meerder op graad of rang. Hoe meer dit voorbijgezien wordt, in des te meerdere mate zondigt men tegen de taal. Ten andere: men gebruikt meerdere met een gerust geweten in den zin van verscheidene. ‘Meerdere schrijvers vermelden in dit geval.’ Maar, wie zoo schrijft met een gerust geweten heeft, in betrekking tot de taal, een verstompt geweten
Nevenbedoeling. Beter is het oudere bijbedoeling. Zoo is bijzaak ook beter dan nevenzaak. Wel spreekt men, bij wapenoefeningen, van een nevenman, maar daar is dan een rij of reeks aanwezig, en neven heeft daarin dus niet den zin van iets, dat er bij komt. Wie zou voor bijblad willen zeggen nevenblad of bijgeloof willen vervangen door nevengeloof? Schaf af dus dit neven, dat niet juist is en dat bovendien, door aan 't meervoud van neef te doen denken, vaak tot dwaze dubbelzinnigheden aanleiding geeft.
Opvallen. Als eene premie was uitgeloofd voor den vervaardiger van 't gekste woord dan had de maker van opvallen, die premie verdiend. Dat woord is zinnebeeld van een zeer oneenig huwelijk. De beide deelen willen elk een anderen weg uit. Vallen sluit van nature een daling in zich en als daar nu op wordt voorgeplakt, dat een rijzing aanduidt, dan heeft men een begrip, dat geen begrip meer is en waar nooit iemand begrip van kan krijgen. Maar misschien zegt gij: de beteekenis is niet: iets valt tegen mij op, maar iets valt op mij, en zoo ligt het begrip er in van 't onverwachte, 't verrassende. Zoo? Maar zegt gij dan ook: een dakpan is hem opgevallen? Neen! 't Is en blijft een dwaas en leelijk woord. Gebruik opmerkelijk, treffend, of zoo iets, en laat dan gerust dat opvallen neêrvallen, zoo dat het doodvalt.
Dr. E. Laurillard.