De Vlaamsche School. Jaargang 28
(1882)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij
[pagina 66]
| |
De voormalige abdijkerk van Tongerloo
| |
[pagina 67]
| |
Aerdt Streyters binnen Antwerpen van de erfgenamen Johans le Grand in den Jaere 1544Ga naar voetnoot(1).’ Kon men nu nog te weten komen, wie deze Johan le Grand geweest is, en nog meer, kon men iets ontdekken aangaande zijne nalatenschap, zoo zou wellicht ook de laatste twijfel worden opgehelderd, dat da Vinci's prachtig tafereel omnevelt. Wij veroorloven ons de aandacht van den geleerden en ijverigen archivaris der stad Antwerpen hierop in te roepen. | |
6. Het doxaal. Het klein orgel.Tusschen de pijlers, die het koor van den kruisbeuk scheiden, wijst onze gids op het ‘doxael van de kercke; 't is wat uytstekende, sonder op pijlaers te rusten ende is van houte gemaect doir Jan van Dyck, wonende tot Utricht, nae den pourtrait ende ordonnantie van Mr Phs Lammekens omtrent den Jaere 1545, seer net en wel gesneden met verscheyde historienGa naar voetnoot(2).’ Jan van Dyck wordt elders ook Jan van Noyen geheeten. Zestien pachters van Duffel hebben den 4n Juli 1548 het doxaal aangevoerdGa naar voetnoot(3), dat van Maastricht naar Duffel was overgebrachtGa naar voetnoot(4). Lammekens kreeg voor het plan 75 rijnsgulden, zooals blijkt uit het volgend kwijtschrift: ‘Ick Mr Philips Lammekens kenne midts desen ontfangen te hebbene van mijnen Heer den Prelaet van Tongerloo uut handen van Mr Peeter Scheelen zijnen secretaris de somme van vijff ende tseventich karolusguld. als voer de volle betalinge van de ordinantie die ick gemaect hebbe voer mijnen heer voirsc. van tpatroon gront herders ende schorssingen metter toebehoorten tot eenen nyeuwen oxael inde goidshuyse van Tongo, welcke patroon metten berders ick mynen heer voirsc. gelevert hebbe, bekennen my daer af ende van alle andere ordinantien die ick voer mynen heer voirsc. gemaect hebbe ten vollen betaelt ende vernuecht te zyne. Ende des torconde hebbe ick myn gewoenlyck hanteken hier onder geset. Actum tot Tongerloo op ten sesten dach in Octob. anno xvc vyf ende veertich.’ Het klein orgel, op dit doxaal, is gemaakt in 1548, door Hendrik Nieuhof van 's-Hertogenbosch; Jaspar Jansen was diens hulpgastGa naar voetnoot(5). De trap of ‘wendelgraet’, die daar achter den pilaar aan den zuiderkant uitkomt, en gebeiteld is door Michiel van de Galen, van Breda, leidt er naartoe. De versiersels van den trap beschrijft een briefje van Tielman, van Beringen: ‘Tgheen dat Maghiel van Breda antycqsnyder van Breda gemaect heeft aende windelgraet in die kercke te Tongherlo. Inde eerste xviij kinderhoykens (hoofdekens) met vlogelkens. Noch viive ligghende kinderkens. Twee staende kinderkens boven die deure. Een pieramiere staende boven die duere. Noch een dricant stuck gesneden aen die duere. Noch een roze hangende onder dat solderken vande voersc. trap. It. over die voersc. werk heeft Maghiel voersc. gewrocht vierenviertich dagen, en sdachs vi stuvers, maeckt in al xiij R. en iii st.. Dies sal hy noch maken een stuck gesneden aen die spille van de trap liggende op die lene vande graet, gelyck ick hem gewesen hebbe. It. dees Maghiel heeft gehat seven R. soe moet hy noch hebben, vi R. ende iiij st..’ (Wordt voortgezet.) F. Waltm. Van Spilbeeck. |
|