Verluchting.
Ik weet niet, zoo wordt er gezegd in Gemeenzame Brieven van een vriend der natuur door Max Van Edijck, of ge ooit de volgende proef hebt gezien. Neem een gewonen drogen muursteen en bedek vier zijvlakken goed met was, zoodat twee overstaande vrij blijven. Laat op die beide zijden blikken trechters aanbrengen, aldus:
A en B zijn de trechters die de niet met was voorziene zijden bedekken, en C is de steen. Blaast men bij A in den trechter, dan is men in staat eene brandende waskaars bij B uit te blazen. Een droge muursteen laat dus lucht door. Is de steen vochtig, dan mislukt de proef geheel en ten allen tijde. Dat dringen van de lucht door de muren heen is voor de verluchting van hoog belang. Het is bewezen dat door deze ‘natuurlijke’ verluchting veel meer versche lucht in onze kamers dringt dan door vensters en deuren te zamen. Daar nu vochtige muren die verluchting niet toestaan, is het gemakkelijk te begrijpen, waarom men zijnen vijand het eerste jaar in een nieuw huis moet doen wonen en er eerst dan zelf in moet trekken. Door flink stoken kan men echter spoedig, - mits de fout niet in de kalk zit, zooals kan zijn, - de natuurlijke verluchting doen werken.
Menschen gaan soms aanzitten aan het leven gelijk men zich tot een gedekte tafel schikt. Ze leggen hun servet over de knie, kruisen de armen, slaan een blik naar omhoog en spreken tot den goeden God: ‘Zet nu het geluk maar op tafel, hier zit ik, ik wacht, ik ben gereed.’ - Die heeren kunnen lang wachten. Het wordt niet in een schotel opgedragen, gebraden en gezoden; het ligt in kleine kruimpjes op den grond. De kunst is maar ze te zien, te bukken en op te rapen.
J.H. Hooijer.