Een stuk van Rembrandt of?...
In onzen vorigen jaargang, blz. 38, hebben wij gemeld dat den 17den November 1880 ten sterfhuize van den ridder Ed. Soenens, eene schilderij was verkocht, Twee kinderen die zeepbellen maken, welke schilderij door den kooper voor een stuk van Rembrandt gehouden word. In den catalogus was deze schilderij als volgt opgegeven:
‘Salomon Koninck. Twee kinderen die zeepbellen blazen. De kleine knaap, in staande houding en met een bloemkrans getooid, blaast zeepbellen, terwijl het kleine meisje met de goudblonde lokken, aan eene tafel gezeten, aandachtig nagaat wat haar speelmakker uitricht. Fraaie schilderij van groote verdienste, die wij in de aandacht der kenners aanbevelen. Fraaie lijst van ebbenhout.’
Deze schilderij, in den catalogus opgegeven onder nr l, werd voor 500 fr. toegewezen aan een Gentschen liefhebber.
Het baarde eenig opzien en zelfs gelach, toen de bestuurder van de verkooping, als nr lbis een zwartgeworden en vuil doek, zonder lijst, ter tafel bracht, waarop, in zooverre zichtbaar, hetzelfde onderwerp was geschilderd als op de schilderij nr l, Twee kinderen die zeepbellen blazen. Deze onoogelijke schilderij, 1m14 hoog en 0m90 breed, werd voor 50 fr. toegewezen aan den Gentschen kunstschilder Robert De Pauw, die, na haar te hebben gereinigd, er niets minder dan een gewrocht van Rembrandt in ontdekt heeft. Zoo althans wordt van verschillende zijden verzekerd. Het stuk scheen op meer dan eene plaats overschilderd te zijn en de heer Robert De Pauw moet er in gelukt zijn, de overschilderingen geheel weg te nemen. Zelfs (altoos volgens men verzekert) zou op de schilderij Rembrandts handmerk aangetroffen worden, met het penseel in de volle verf op den grond van het tafereel aangebracht. En er wordt bijgevoegd, dat ook zonder het handteeken, geen kenner aarzelen zal om bij de eerste aanschouwing, het gereinigde stuk voor een werk van Rembrandt te erkennen. De twee afgebeelde kinderen, zoo lezen wij in eene beschrijving, zijn ten halven lijve, op natuurlijke grootte voorgesteld. Zij zijn zoo zonderling uitgedoscht, dat hunne kleeding niet laat onderkennen tot welk land zij behooren. Het hoofd van den knaap is met veldbloemen, dit van het meisje met eenen diadeem vol edelgesteenten versierd, waarin een prachtig licht speelt. Op den grond liggen een aantal gouden en zilveren muntstukken en staat aan de voorzijde een wierookvat waaruit walmen opstijgen die zich kronkelen tot de woorden: Vanitas vanitatum, omnia vanitas.
Men verzekert, dat er van Engelsche (?) zijde, reeds 50,000 fr. voor de schilderij aangeboden is.
Wat er van dit een en ander waar moge zijn, zal vermoedelijk de tijd wel leeren.