Sterfgevallen.
Henry MORRIEN, de uitstekende Nederlandsche tooneelspeler, die gedurende eenigen tijd aan het nationaal tooneel te Antwerpen is verbonden geweest, is den 14n Januari overleden. Hij werd begraven op het kerkhof de Liefde, te Amsterdam. Den 17n Februari werd zijn stoffelijk overschot, op dezelfde begraafplaats, naar eene grafstede overgebracht, die zijne vrienden voor hem hadden laten inrichten. ‘Voordat de kist voor de tweede maal onder de aarde bedolven zou worden, zoo bericht een ooggetuige uit Amsterdam, werd zij nog een oogenblik geopend en de aanwezigen zagen nog eenmaal dat gelaat, nu bleek ingevallen, maar waaraan zich voor velen een ontelbaar getal herinneringen aan uren van liefde, vriendschap, bewondering en genot vastknoopten.’
Le DOULCET de PONTÉCOULANT, bekend door zijne menigvuldige werken over de muziek, is volgens een bericht uit Parijs van 20 Januari, overleden in den ouderdom van 88 jaren. De overledene, die onder den eersten Napoleon had gediend, nam in 1830 deel aan de omwenteling in België, als hoofdman van eene schaar strijders die hij aangewerfd en met den naam van Tirailleurs belges-parisiens (!) gedoopt had. Hij werd te Leuven gekwetst en ging zich in Parijs laten genezen.
Alexander - Hugo BAKKER KORFF, de uitmuntende schilder van voorstellingen uit de Hollandsche wereld van het begin dezer eeuw, geboren te Leiden, is aldaar op 28 Januari overleden, 57 jaar oud. Hij ontving zijn eerste kunstonderwijs bij den schilder C. Kruseman te 's-Gravenhage, waar hij de lessen der teekenacademie volgde; in 1845 ging hij zich in 't schilderen bekwamen aan de academie te Antwerpen, waar destijds, onder het bestuur van G. Wappers, onze sinds beroemd geworden J. Dyckmans leeraar van 't schilderen was; Bakker Korff verbleef te Antwerpen tot in 1848. In 1856 vestigde hij zich voor goed te Leiden, waar hij eenige groote geschiedkundige tafereelen schilderde, zooals: Frederik Hendrik op zijn doodsbed, Moord der onnoozelen enz. Eenige jaren later vond hij zijn waren weg, vooral sedert 1859, met zijne uitnemende stukjes als: Het bezoek, De bedankingsdronk, Slechte droom, Lastige zieke, De staatkunde bij het ontbijt, De rust, De voddenverkoopster, Het snuifje, De lezeres, De tanten gaan op reis, Een knoop aan den draad, De romance, Onder de palmen, Bijbellezing, De courantlezing, Een draad door de naald, De intrigante, Oude mevrouw zingende: ‘Partant pour la Syrie’ enz. Wij hebben verschillende malen over dezen voortreffelijken schilder in ons tijdschrift gesproken, ter gelegenheid van tentoonstellingen waaraan hij deelnam, of naar aanleiding van veilingen waarop stukken van hem voorkwamen. Zie 1864, blz. 195; 1867. blz. 142; 1873, blz. 61; 1874, blz. 24, 50; 1875, blz. 188; 1879, blz. 32, 42, 99; 1880, blz. 79, 127.
Francesco HAYEZ, de uitstekende portret- en historieschilder, op 10 Februari 1791 te Venetië geboren, is den 10n Februari te Milaan overleden. Op zijn twintigste jaar was hij naar Rome vertrokken, waar hij kennis maakte met den beroemden beeldhouwer Canova. Deze bracht den jongen talentvollen Venetiaan op het denkbeeld de Laocoon-groep te schilderen, waarmede Hayez in 1812 den eersten prijs aan de Brera-academie behaalde. Van dan af dagteekent zijn roem. Zijn geheele leven heeft hij aan de kunst gewijd; hij laat, behalve de portretten en vele fresco's, ongeveer 250 schilderijen na, onder andere: de Doge Faliero, Tamar, Rebecca, Samson, de Dood van Karel den Groote, Ajax, Betkalba in het bad, Tancredi en Clorinde, Maria Stuart, Joseph II aan de Hongaarsche magnaten, Vettor Pisani uit de gevangenis bevrijd, de Kruisvaarders, een groot stuk, door koning Carlo Alberto aangekocht en dat zich in het koninklijk paleis te Turijn bevindt, Lodewijk XIV en la Vallière, de Dood van Marino Faliero, door den kunstenaar aan de Brera-academie van Milaan geschonken, enz. Onder zijne schoonste portretten vermeldt men die van hem zelven, van Cavour en van d'Azeglio. F. Hayez was leeraar aan de schilderschool en eerevoorzitter van de koninklijke academie van fraaie kunsten te Milaan. Den 13n Februari had aldaar zijne plechtige begrafenis plaats; eene talrijke menigte was op de been, om den indrukwekkenden optocht te zien, waarbij een dertigtal kunstvereenigingen vertegenwoordigd waren.
Eduard DESOR, de befaamde natuuronderzoeker en beschrijver, is den 22n Februari te Nizza overleden. Hij was in 1811 geboren te Fiedrichsdorf (Frankfort), maar bewoonde sedert tal van jaren Zwitserland, waar hij tot hooge staatsambten geroepen werd en eenen leeraarsstoel bekleedde.
Etienne BONNEAU, een kunstschilder van naam, geboren te Guipy (Nièvre), gewezen leerling van A. Cabanel, is op 34-jarigen ouderdom te Capri overleden, omtrent den 25n Februari. Op de laatste tentoonstelling van Parijs prijkte van hem eene Priesteres van Isis.
Frederik WEBER, de gunstig gekende plaatsnijder, geboren te Bazel in 1812, is aldaar overleden op het einde van Februari. Beroemd zijn onder andere zijne platen naar Rafael: De maagd in het linnen en de Bella Visconti, naar Holbein: Auerbach, naar Titiaan: Gewijde liefde en Wereldsche liefde.
Juliaan LECLERCQ, beeldhouwer en graveerder, is den 23n Februari te Brussel, in de Handelsstraat nr 32, overleden. Hij werd den 27n Februari begraven.
Louis Felix LEULLIER, de bekende historieschilder, leerling van Gros, is volgens een bericht van 26 Februari uit Parijs waar hij geboren was, overleden. Zijne schilderij, Christenen overgeleverd aan de wilde dieren, bekwam in 1839 te Parijs een eeremetaal op de tentoonstelling; desgelijks, in 1841, zijne voorstelling van het zeegevecht van de Vengeur, welk stuk thans deel uitmaakt van het museum te Lyon.
Alfred JAELL, de beroemde pianist, in 1832 uit Duitsche ouders te Triëst geboren, is volgens een bericht uit Parijs van 27 Februari, plotseling overleden. Hij heeft een paar jaren te Brussel gewoond, omstreeks 1845-46.