Eduard De Biefve.
Deze kunstschilder, te Brussel geboren den 4n December 1809, is den 6n Februari aldaar overleden in zijne woning, Marnixlaan 11a. Hij begon zijne kunstloopbaan aan de academie zijner geboortestad en werd leerling van J. Paelinck (1781 + 1839), bij wien hij van 1828 tot 1830 verbleef. Alsdan trok hij naar Parijs, om zijne studiën te voltrekken bij David van Angers. Reeds in 1834 stelde hij de volgende stukken ten toon in de kapel van Salazar, in de Solsstraat te Brussel: De geeseling van Christus, Een Vlaamsche ridder met een jong meisje en zijn Portret. Later zond hij naar de driejarige tentoonstellingen van Antwerpen, Brussel en Gent:
in 1835, de voormelde Geeseling;
1836, Graaf Ugolin en zijne zonen in den toren te Piza (dit te Parijs geschilderd stuk, en vandaar ingezonden, kwam zoo sterk beschadigd te Brussel aan, dat De Biefve het bijna geheel moest herschilderen; dank zij eene verlenging van den duur der tentoonstelling, kon het nog gedurende veertien dagen zichtbaar gesteld worden; er bestaat eene sterkwaterplaat van, door J. Coomans, in den Compte-rendu du salon de Bruxelles par L. Alvin 1836; aan de schilderij werd het zilveren eeremetaal toegewezen);
1837, Karel V in het klooster van Yust en de voormelde Ugolin enz.
1838, Anna Bolein, koningin van Engeland, na hare veroordeeling;
1841, Het Eedverbond der edelen 1566, welke schilderij in groot formaat op koper gegraveerd werd door D.J. Desvachez (zie onzen jaargg. 1861, blz. 95, waar een opstel van wijlen J.M. Dautzenberg over het stuk voorkomt); deze schilderij, die, zooals bekend is, eene plaats in het rijksmuseum waardig werd gekeurd, vestigde De Biefve's naam, maar hij bracht het niet verder; het stuk verschafte hem veel roem; de bestendige deputatie van den provincieraad van Brabantschonk hem een gouden gedenkpenning en de gemeenteraad van Brussel vereerde hem een kostbaren beker, welke hem in plechtige en openbare zitting van den gemeenteraad den 18n December 1841 werd overhandigd; deze beker prijkt met het stadswapen en het volgende opschrift: La ville de Bruxelles à Edouard de Biefve 13 Septembre 1841; voorts is hij versierd met eene gedreven medaille, zooals de verbondene edelen droegen; het bovengedeelte voert de zinnebeelden der schilderkunst, waartusschen een palet dat den titel der schilderij, Le compromis des nobles, te lezen geeft;
1842, Eene Egyptische danseres; dit jaar bekwam hij te Parijs het eeremetaal van 2de klasse en werd ridder der Leopoldsorde genoemd.
1860, Sabina van Beieren, gravin van Egmont, in Terkamerenklooster, daags na de onthoofding van haren echtgenoot; De verloofde (studie);
1863. De gravin van Egmont na de aanhouding van haren echtgenoot;
1868, Willem de Zwijger, zinnende op het bespringen van den Briel 1572;
1875, Feestmaal der verbondene edelen 1566.
Behalve een aantal portretten, vermeldt men nog tusschen De Biefve's verdienstelijke stukken: Massaniello, Eucharius en Telemachus, Rafaël en de Fornarina.
Voor de zaal van den senaat te Brussel schilderde hij een tafereel voorstellende: België het koningdom stichtende.
Sedert verscheidene jaren liet de heer De Biefve weinig meer van zijne werken zien; nochtans was hij niet werkeloos; hij schijnt in de laatste jaren nog al veel verkocht te hebben aan liefhebbers of kunsthandelaars in Duitschland.
E. De Biefve, werd in 1855 lid der academie van Antwerpen benoemd; in 1863 werd hij bevorderd tot officier van de Leopoldsorde; hij was ook officier van den Rooden Adelaar van Pruisen en ridder der Beiersche orde van Verdiensten en van de Eikenkroon van Holland.
Zijn lijkdienst had plaats op 9 Februari, ten 11 ure, in de Sint-Jacobskerk op Coudenberg.
De Biefve heeft het grootste gedeelte van zijn vermogen nagelaten aan de bestiering der godshuizen van Brussel. De eerebeker, welken de stad Brussel hem aanbood, de oudheden en schilderijen die zijne woning versierden, heeft hij vermaakt aan het Belgische staatsbestuur voor de rijksmuseums van kunst en oudheden (Hellepoort); voorts bestemde hij 10,000 fr. voor de hulpkas der kunstbeoefenaren en 20,000 voor een kunstgedenkteeken ter zijner nagedachtenis; de bouwkundige Cels, gelast met de uitvoering van datgedenkteeken, moet daarvoor 5000 fr. trekken.
D.V.S.