De Vlaamsche School. Jaargang 28
(1882)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– AuteursrechtvrijHulde aan Jozef Geefs en Edward Dujardin.Zaterdag 24 December, ten 8 ure 's avonds, zijn de leeraren vergezeld van de heeren G. Kempeneers, regent en Ph. Rombouts, griffier der koninklijke academie voor schoone kunsten te Antwerpen, den heer J. Geefs in zijne woning Leopoldstraat nr 45 gaan geluk wenschen met de nieuwe onderscheiding, hem te beurt gevallen vanwege den groothertog van Saksen-Weimar, door ons vermeld in onzen vorigen jaargang, blz. 191. De heer Edw. Dujardin, als oudste leeraar aan de academie, voerde namens zijne collegas, het woord.
Houtsnede van Ed. Vermorcken.
In het afgeloopen jaar was den heer J. Geefs nog eene hooge onderscheiding te beurt gevallen, namelijk in de koninklijke academie van België, waar de heeren L. Alvin en C.A. Fraikin een zeer vleiend verslag uitbrachtenGa naar voetnoot(1) over zijn werk van ontleedkunde voor schilders, dat hij eerlang in steendruk zal uitgeven en welk zeer waarschijnlijk voortaan aan alle teekenscholen des lands zal gevolgd worden. Deze lessen worden in de klasse der houtsnede aan de Antwerpsche academie op steen geteekend door H. Verbeyst. Wij nemen deze gelegenheid te baat om aan het afbeeldsel van den dd. bestuurder der Antwerpsche academie, door het hier op te nemen, eene plaats te gunnen in onze verzameling van portretten der stichters, bestuurders, secretarissen en leeraren van de Antwerpsche academie. De Vlaamsche School wijdde reeds in 1859, blz. 147, een breedvoerig opstel aan des meesters werken en sinds dien vermeenen wij zijne bijzonderste ge- | |
[pagina 9]
| |
wrochten te hebben vermeld, waartusschen zijn ruiterstandbeeld van Leopold I te AntwerpenGa naar voetnoot(1) een der merkwaardigste is, alsook zijne marmeren groep naar Goethe's ballade in het hedendaagsch museum (zie onzen vorigen jaargang, blz. 96). Den 26n December,
Op steen geteekend door H. Verbeyst.
ten 5 ure 's avonds, werd den heeren Edw. Dujardin en Joz. Geefs een feestmaal aangeboden in het Hotel de la Paix, ter gelegenheid van de 40ste verjaring hunner indiensttreding als leeraars aan de Antwerpsche academie. Het vriendenmaal - zoo mogen wij het noemen - werd voorgezeten door den heer Nic. De Keyser, eerebestuurder der academie, die uit dezen hoofde zijne afreis naar Italië had vertraagd. De leeraren en hulpleeraren, alsook de regent en griffier, waren aanwezig. De feestrede werd gehouden in de Fransche taal door den heer A. Goemaere. Zij verscheen in den Précurseur van 27 December. De redenaar herinnerde in schoone woorden de studiejaren van den dd. bestuurder der academie, zijn werkzaam leven, zijn kunstrijk gezin, en wees op de menigvuldige gewrochten, door den meester tot stand gebracht, in aarde, hout, marmer en brons; hij deed uitschijnen hoe de heer Geefs, ofschoon reeds bejaard, nog steeds jeugdige kracht betoont om kunstwerken te scheppen en nuttige lessen te geven. Aangaande den heer Dujardin herinnerde de heer Goemaere hoe deze kunstenaar nog zeer jong en kort na het eindigen zijner studiejaren, als leeraar aan de academie werd verbonden en zich steeds met den prijzenswaardigsten iever aan het onderwijs der kunst heeft toegewijd; hij wenschte hem geluk met zijne talrijke werken in het godsdienstige vak die de kerken en tempels versieren, tot zelfs op de plaats waar de Verlosser van het menschdom zijn werk van vrede en liefde vervulde; hij wees er op hoe Dujardin den roem deelde van Hendrik Conscience, doordien hij dezes trouwe medewerker werd voor het opluisteren zijner boeken, terwijl hij tevens vereeuwigd was door de pen van Conscience, als de held van het fraaie werkje Hoe men schilder wordt. In hun antwoord op de warm toetoegejuichte rede van hun welsprekenden ambtgenoot, betuigden de heeren Geefs en Dujardin den diepgevoelden wensch, dat de beste verstandhouding tusschen bestuurders en leeraren moge voortduren voor het heil en den bloei der aloude Antwerpsche academie, de roem huuner geboortestad. De heer Jos. Delin, voorzitter der afdeeling beeldende kunsten van het Verhand voor kunsten, letteren en wetenschappen, had namens deze een adres van gelukwensching ingezonden. Op Dinsdag 27 December ontvingen de heeren Geefs en Dujardin duurzame blijken van de hoogachting en genegenheid hunner leerlingen. Rond 5 ure, voordat de heer Geefs zijne les van ontleedkunde zou beginnen, boden de leerlingen van het hooger ouderwijs hem in de bestuurzaal der academie een prachtigen tuil van gemaakte bloemen aan; tevens werd | |
[pagina 10]
| |
een gelegenheidsdicht gelezen. Een uur later werd de leeraar in de klasse van beeldhouwkunst onder algemeene toejuichingen door zijne leerlingen verwelkomd met een door den leerling H. Bellens gelezen adres; vervolgens werd hem een bronzen gedenkpenning met toepasselijk opschrift aangeboden. De heer Geefs heeft zijne jonge vrienden in de hartelijkste bewoordingen bedankt. Omtrent 6 ure was men den heer Dujardin in zijne les van proportie komen verzoeken naar zijne klasse in de Venusstraat te komen. Daar wachtten hem een paar honderd leerlingen; voor zijn gewonen lessenaar was eene tafel geplaatst, waarop de voor den leeraar bestemde geschenken zich bevonden. De leerling H. Poels, van de overgangsafdeeling (pleister), gaf lezing van een adres: daarna had de aanbieding plaats van twee prachtige Chineesche vazen van groote waarde. Hierop volgde eene tweede voorlezing, ditmaal van een gedicht. Het gedicht en adres zijn met gouden en gekleurde hoofdletters versierd door de leerlingen H. Poels en P. Deckers. Vervolgens was het de beurt der leerlingen van het lager onderwijs, uit wier naam de leerling F. Pieters een adres voorlas en een prachtig tafelmiddelstuk in zilver en kristal aanbood. Voorts vereerde men den heer Dujardin nog een zilveren servetband met een toepasselijk opschrift, prachtige bloemtuilen enz., benevens de fraai geschrevene naamlijst van al de deelnemers aan de plechtigheid; de lijst bevat juist zooveel namen als de klasse leerlingen telt. Wat er dien avond gejuicht en gejoeld is in de groote lange academiezaal der Venusstraat, laat zich inderdaad niet beschrijven. Men moet het academievolkje kennen, om zich een gedacht van de zaak te kunnen maken. Het behoeft wel niet gezegd te worden, dat de heer Dujardin diep getroffen was door de hem bewezene eer en vriendschap. Hij liet het dan ook niet aan gulle dankbetuiging ontbreken. In eene volgende aflevering zullen wij het portret van den heer Edw. Dujardin opnemen. D.V.S. |
|