Woordenboeken.
Er is haast geen arbeid, die den geleerde meer tot eer verstrekt dan het maken van een woordenboek. Want hij weet vooruit wat het publiek met zijn werk gaat doen. Elk put rustig en naar hartelust uit den rijken voorraad, maar geeft luide zijne afkeuring, ja ergernis, te kennen, als hij eene vergissing, eene onvolledigheid of eene leemte vindt. Tegen eenmaal dat men opmerkt, dat de schrijver dit of dat juist verklaard heeft, zal men honderdmaal schrijven, dat hij dit of dat verkeerd heeft gedaan, al staat ook het goede tot het verkeerde als duizend tot een. 't Is nu eenmaal niet anders, zoo doen wij allen of bijna allen. Maar daarom legt ook geen arbeid welsprekender getuigenis af van zelfopofferende toewijding aan de wetenschap dan deze.
M.J. de Goeje.