De Fransche Furie, 17 Januari 1583, te Antwerpen.
Wij herinnerden blz. 131 met een enkel woord aan het wapenfeit, dat aanleiding gaf tot het oprichten van den zegeboog, die tegen de stadwaartsche
Houtsnede naar eene gravuur verschenen in 1616.
zijde
der voormalige Borgerhoutsche
poort geplaatst was en waarop ook gedoeld werd door het opschrift
aVXILIVM sVIs De Vs, dat boven het gedenkstuk stond. In verband hiermede achten wij het niet onbelangrijk hier de volgende houtsnede op te nemen, die, vervaardigd
naar eene gravuur uit den tijd waarin de geb
eurtenis plaats
greep, eene voorstelling geeft van het bij de poort, op S
t-Jacobsmarkt en in den omtrek, tusschen de soldaten van Alençon en de Antwerpsche burgers geleverd gevecht. Tevens ontleenen wij het onderstaande uittreksel aan eene beschrijving van den strijd, door den notaris Ketgen te boek gesteld:
‘Anno 1583, 17 January is den Hertoge van Anjou den welcken hem hadde opgeworpen ende doen hulden Hertoge van Brabant, met 200 peerden naer dese poorte gereden om syn volck tot Borgerhoudt te monsteren, maer comende opde brugge, heeft de borgerlycke wachte doen vermoorden, ende de Franchoysen voorts oock doen de stadt inne marcheren die terstont riepen overluydt: Tue, tue, tue, vive la messe, ville gaignée. Zy waren alsoo ghemarcheert tot aende nyeuwe Borsse, ende opde veste hadden zij den Huydevetterstorre innegenomen. Zy staken den brant oock achter tbegynhoff aen den Molenberch. Oock hadden zy veel volcx gewapent, zoo in St-Michielsclooster als int Engelshuys, maer Godt almachtich gaff dat hunnen aenslach nyet wel en succedeerde ende wirden van de borgers verrast, ende terugge gedreven, dese poorte blyvende tot boven toe volle doode Franchoysen, sulcx dat de vluchtende hen willende salveren, genootsaect waren van de veste af te springen; daer bleven over de 1500 Franchoysen verslagen; die int clooster ende int Engelshuys waren, wirden alle gevangen ende geransonneert; van de borgers waerender maer 70 doot gebleven. Godt sy geloeft vande victorie.’
‘Van weghen de Franchoysen, dit le Magistrat, zijn doodt gebleven ende gevonden, soo binnen de stadt als op de vesten ende in de grachten, over de vyfthien hondert, die ghetelt ende begraven zyn, behalven die ghequetst wtgeloopen, of naederhandt binnen de stadt ghevangen, ghestorven zyn, ende daer onder vele Edelluyden ende personagien van qualiteyt ende aensien. Ende daerenboven zyn binnen der stadt gevangen ghenomen omtrent veerthien oft vyfthien hondert.’
Aan het thans afgebroken huis, bijgenaamd Het Koppeken, nr 98 op de Sint-Jacobsmarkt, dicht tegen de vroegere vesting, was van ouds, 2m75 boven den grond, een hoofd met helm in half verheven beeldwerk gemetseld, ter herinnering aan het gruwzaam feit dat, na afloop van het gevecht, een stapel lijken van die hoogte onder voornoemde poort lag. Voornoemde kop, die overgebracht is naar het Antwerpsch museum van oudheden in het Steen, is op de opene plaats van het lokaal, ook 2m75 boven den grond gesteld. (Zie blz. 135.)