De toonzetter Jan Frans Gillot.
Van den heer Ch. Piot is eene verhandeling openbaar gemaakt over Jan Frans Gillot, kerkmuziekschrijver uit de xviiie eeuw. De heer Piot maakte voor zijn opstel gebruik van het handschrift van een onbekenden schrijver, getiteld: Beginsel en voortganck des cloosters tan Leliendael, bij een vergadert uyt de archieven en oude brieven. Wij ontleenen aan de studie van den heer Piot de volgende regelen: ‘De smaak voor de godsdienstige muziek dreef den geestelijken bestuurder van het klooster van Leliëndaal aan om een goeden meester op te zoeken die de kloosterlingen in deze kunst kon onderwijzen. Hij vond dien meester te Mechelen, in den persoon van den eerwaarden Jan Frans Gillot, wiens naam en werken gansch onbekend zijn aan de muziekgeschiedschrijvers. Gillot, die te Namen of in de omtreken van deze stad geboren en sedert 1710 metterwoon te Mechelen gevestigd was, voldeed zeer goed aan zijne taak. Hij schreef voor de kloosterlingen verscheidene missen, litaniën, loven en motetten. Het getal was volgens den opsteller van het bovenvermelde handschrift zoo groot, dat de kloosterlingen gedurende een geheel jaar afwisseling van stukken hadden, zonder meer dan eens dezelfde gewrochten te moeten uitvoeren. Gillots samenstellingen waren uitsluitend voor Leliëndaal bestemd; zij mochten dit klooster niet verlaten, uit vrees dat men ze zou afschrijven of uitgeven. Gillot werd orgelist in de Katelijnekerk te Mechelen en werd begraven op 21 Juni 1743.’ Wellicht zullen schrijvers die zich in het bijzonder gelegen laten aan de geschiedenis van de muziek, als de heeren Ed. Gregoir, A. Goovaerts en anderen, zich door het werk van den heer Piot aangezet gevoelen, om opvorschingen naar de muzikale gewrochten van Gillot te doen. Het is hoofdzakelijk in die verwachting dat wij het vorenstaande opnemen.