Daarvoor zijn wij hem dank en is de bevolking van Antwerpen hem een blijk van erkentenis verschuldigd.
Eene voorloopige commissie heeft dan ook den 16den Juni ll., op het stadhuis, welks zalen zeer voorkomend ter harer beschikking waren gesteld door het schepenencollege, eene talrijke vergadering belegd van aanzienlijke personen der stad, kunstliefhebbers en kunstenaars, ten einde den grooten schilder eene dankbare vereering voor te bereiden. (Zie onze blz. 96.)
Door ieder een, zonder onderscheid van denkwijze, behoort hij te worden gevierd. Het moet een Antwerpsch kunst- en volksfeest zijn.
De oproeping vanwege de voorloopige commissie werd met veel bereidwilligheid beantwoord door al de genoodigden, die zich zeer ingenomen betoonden met het voorgedragen denkbeeld.
Staande zitting werd een vast bureel samengesteld om maatregelen van uitvoering in beraad te nemen en op hare vergadering van den 6den Juli besliste de regelingscommissie dat de vereering van den uitstekenden kunstenaar zou bestaan in de stichting van een De Keysersprijs, als tegemoetkoming voor hulpbehoevende jonge kunstenaars.
Terzelfder tijd zou De Keyser een duurzaam blijk van deze vereering aangeboden worden.
Er kon wel niets worden bedacht, dat gunstiger zou opgenomen worden door het volk en meer naar zijnen zin zou zijn. Dit, wij houden er ons van verzekerd, zal ook het gevoelen zijn van onze goedgeefsche burgerij, die gaarne jonge kunstenaars helpt en belang stelt in hunne vorderingen, terwijl zij tevens eer bewijst aan hen die luister bijzetten aan de faam der stad van Rubens.
Buitendien zal de kunst er door gebaat wezen, vermits over ruimer middelen zal kunnen worden beschikt om de volksjongens, zoo talrijk aan onze academie, in hunne studiën te helpen en aldus te voorkomen dat werkmanszonen die het niet breed hebben in de wereld, daardoor van eene loopbaan afgehouden worden welke schitterend had kunnen zijn.
Om haar doel te bereiken, heeft de commissie voorgenomen inschrijvingslijsten in omloop te brengen en dienstvaardige personen aan te wijzen die aan de huizen zullen rondgaan om bijdragen in te zamelen.
Aangezien de inschrijving alle standen zal omvatten, zoo mag niemand voor meer dan 10 frank inteekenen. Daarentegen zullen alle mindere giften, ook de geringste, dankbaar aangenomen worden.
Opdat het volk zijne hulde des te beter zou kunnen betuigen, zal de commissie alle oud-leerlingen die prijzen van uitmuntendheid aan de academie behaalden, uitnoodigen om met inschrijvingslijsten rond te gaan. Uit alle klassen der samenleving zullen dus toetredingen kunnen aankomen.
Mijnheeren,
Wij wenden ons tot u met volkomene zekerheid van welgelukken, want voor de kunst liet gij u nooit onbetuigd.
Ieder Antwerpenaar zal willen inschrijven om den grooten kunstenaar te vereeren die door zijne werken en zijn onderwijs zooveel gedaan heeft om den luister en de faam onzer oude Vlaamsche school te verhoogen.
Wij durven vertrouwen, dat gij de inzamelaars goed ontvangen zult, die aan de huizen zullen rondgaan om ook de geringste giften op te nemen.
Het bureel van de regelingscommissie: Leopold de Wael, voorzitter; A. Van den Nest, Jozef Geefs, onder-voorzitters; Ern. Dhanis, schatbewaarder; ridder Leo de Burbure, Jac. Cuylits, Ed. Pecher, Emiel Geelhand, Jos. Schadde, J. Delin, leden; L. Van Opstal en P. Beaufaux, secretarissen.’