uitvoering belasten; Didier daarentegen het model vervaardigen en het beeldwerk van de voorzijde; het was het keerpunt in 't leven des kunstenaars; hij had zijne gansche ziel in dit werk gelegd en zijne gansche toekomst op den uitslag er van gebouwd.
De avond viel, 't werd van minuut tot minuut donkerder, en in de naburige huizen, die telkens onduidelijker werden, had men reeds hier en daar licht onstoken. Eindelijk legde meester Villiot zijn dagblad neer, daar hij toch geene letter meer onderscheiden, kon en riep:
- Waar blijft Annette nu toch? Hoe kan ze ons zoo lang op haar laten wachten? Zeker staat ze nog voor de winkels en magazijnen op den boulevard te gapen. 't Is nu anders geen uur voor een jong meisje om alleen op straat te zijn.
Louiza zuchtte en Hippolyte zag op zijn horloge.
- Tien minuten na negenen, zei hij verwonderd. Wanneer is ze dan van huis gegaan?
- Rond half vijf, antwoordde Louiza aarzelend.
- Half vijf? en nog niet terug! riep meester Villiot bezorgd. Ik zal zelf naar het hotel gaan zien. Geef me mijnen hoed, Louiza. Mijn arm kind, als haar maar geen ongeluk overkomen is.
- Blijf maar zitten, vader, het arme kind is daar al, riep eene vroolijke stom bij het tuinhek, en een beeldschoon meisje, met zwarte oogen, bloeiende wangen en donker haar kwam luchtig aanhuppelen, viel den vader om den hals, en kuste hem de bestraffende woorden van de lippen.
Vervolgens reikte zij Hippolyte de hand, knikte den nu weder ontwaakten voddenraper een vriendelijken groet toe, en wierp hoed en omslagdoek op eenen stoel in den gang. Annette - want deze was het - haalde een breiwerk uit den zak, plaatste zich bedaard op de steenen bank en roerde reeds druk hare fijne vingers, voor dat nog een der aanwezigen van zijne verrassing over hare onverwachte verschijning bekomen was. Nu echter werd zij met vragen bestormd: waar zij geweest, hoe zij zoolang uitgebleven, wat haar overkomen was?
Zoo bedaard mogelijk antwoordde Annette, dat haar volstrekt niets was overkomen. Zij had het fijn goed in het hotel afgegeven en was toen naar den hof der Tuileriën, die niet ver van daar was, gegaan, om wat uit te rusten; daar had zij toevallig een paar vriendinnen ontmoet, met wie zij wat opgewandeld was om de winkels te zien; later hadden ze, daar de avond zoo schoon en geheel Parijs op de been geweest was, insgelijks op de boulevards een luchtje geschept.
Dit alles vertelde zij op luchtigen toon, ieverig breiend en zonder de oogen van haar werk op te slaan.
Hippolyte zag haar ernstig en vragend aan; Louiza zweeg en scheen verlegen; Villiot alleen scheen met de gegeven verklaring tevreden, was blijde haar te huis te zien, en maakte haar voor een dwaas ding, voor een zottinneke uit.
- En waar hebt ge dien kostelijken tuil van witte roozen opgedaan, kindlief? vroeg hij, en streek haar met de hand over het pekzwarte haar.
- Ik heb ze gekocht, antwoordde Annette haastig, toen ik over de bloemmarkt ging. 't Was al laat, en ge weet, 's avonds kunt ge daar kostelijke bloemen koopen voor weinig geld, voor eene kleinigheid.
- Maar toch moet zoo'n ruiker ten minste anderhalven frank gekost hebben, Annette, zei Hippolyte, en zag het meisje zeer ernstig en scherp in de oogen.
Annette verklaarde dat zij er maar een halven frank voor gegeven had.
Er volgde eene korte stilte.
- Het wordt te donker, om hier nog te werken, sprak Louiza, en er steekt wind op.
- Laat ons dan binnengaan en licht aansteken, antwoordde Annette.
Zij stond op en trad in huis.
- Louiza, wat is er toch met Annette? fluisterde de jonge beeldhouwer zijne verloofde in het oor. Ik geloof geen woord van wat ze daar vertelde, hoe ze den avond heeft doorgebracht.
- 't Is niets, het gebeurt wel meer dat ze wat opgewonden is, antwoordde Louiza snel en ernstig. Wees niet bang voor haar; er zal geen kwaad geschied zijn. Zij is vermoeid; spreek er maar niet verder over.
Hippolyte zweeg, maar was toch niet ten volle gerustgesteld.
Nog dienzelfden avond, toen de beide zusters op hare kleine slaapkamer alleen waren, trad Louiza aan het venster, waardoor de volle maan haar helder licht wierp, trok Annette naar zich toe en vatte hare hand.
- Spreek, zuster, zeg mij openhartig, waar gij van avond geweest zijt, en met wien? Neen, keer uw gezicht niet af, wees stil en vertel mij alles? Hebt gij ons de waarheid gezegd?
Annette gaf geen antwoord.
- o, Ik versta u al, gij waart bij den Engelschman, den valschen Engelschman.
- Hij is niet valsch! riep Annette levendig en sloeg haastig de oogen op, om ze even schielijk neer te slaan.
- Ja, hij is het, hij is door en door valsch! Och, zuster, lieve zuster, om de liefde van onze moeder, die daar ginder op het kerkhof ligt, - geloof mij, vertrouw u aan mij toe, blijf te huis en mijd dien man! Als hij 't oprecht en braaf met u meende, zou hij hier komen, alles zeggen en met vader spreken. Waar zijt ge met hem geweest, Annette?
- In de danszaal achter de kerk, fluisterde Annette, verlegen en nauwelijks hoorbaar.
- Anders nergens?
- Neen, nergens.
- God zij geloofd, riep Louiza. En daar hebt gij met hem gedanst?
- Een paar keeren; maar... het was daar zoo schoon.... het lokaal zoo prachtig... de muziek zoo aangenaam, en waarlijk, Louiza, ik wist niet dat het zoo laat was.
- Hoor eens, zeide Louiza, gij moet mij beloven, niet meer met hem te dansen, niet meer met hem uit te gaan, ja, zelfs niet meer aan hem te denken. Gij zult het doen, niet waar? Dan is 't goed. Spaar uwe tranen. Alles is nu vergeten en vergeven; ik hoop, dat ge nooit weer iets voor mij verbergen zult. Laat er nooit een geheim tusschen ons en vader bestaan.
(Wordt voortgezet.)