Vereeniging der Antwerpsche etsers.
Onder de bescherming van het Verbond voor kunsten, letteren en wetenschappen te Antwerpen.
In onzen vorigen jaargang hebben wij op blz. 33 vermeld, dat het ontwerp bestond om in Antwerpen eene maatschappij van Aquafortisten te stichten. Dit heeft plaats gehad en bij deze kondigen wij de verschijning aan van drie door haar reeds uitgegevene afleveringen.
Om werkend lid van de maatschappij te zijn moet men deel uitmaken van het Verbond voor kunsten, letteren en wetenschappen te Antwerpen; werkende leden betalen 12 franks 's jaars, eereleden (wat men bij inschrijving worden kan), 24 franks, waarvoor men ieder kwartaal 6 plaatdrukken ontvangt, van welke buitendien prachtexemplaren op Japansch papier verkrijgbaar zijn voor 48 fr. De gegraveerde platen worden het eigendom der vereeniging, na wier mogelijke ontbinding zij overgaan aan het Huis van Plantijn.
Het is zeker loffelijk de beoefenaren der etskunst te vereenigen ter opbeuring van die oude kunst en kunstliefhebberij, die als 't ware geheel verdrongen is door de houtsnede, de steenteekening, de zincographie, den lichtdruk enz., alles veel gemakkelijker en goedkooper dan het maken en drukken van koperen platen. Vele zwarigheden, onder laatstgenoemd oogpunt, zijn te Antwerpen echter uit den weg geruimd door het bestaan in 't lokaal der academie van de met groote kosten door het rijk, de stad en de academie ingerichte plaatdrukkerij, wier goed bezoldigde drukker bij koninklijk besluit van 21 Januari 1876 werd benoemdGa naar voetnoot(1).
Met voorliefde beoefenden de beroemdste Vlaamsche en Hollandsche meesters de etskunst, en dit niet in verloren oogenblikken, maar als een belangrijk deel van hun vak. De exemplaren de meesterlijke etsen van Rembrandt, Van Ostade, Van Dyck en anderen worden dan ook niet zelden in kunstveilingen voor honderde, ja duizende franken gekocht. Een afdruk der plaat: De Genezing der melaatschen, in Rembrandts tijd het honderd-guldenstuk genoemd, werd eenige jaren geleden verkocht voor 25,000 fr.!
Aan een groot getal van de in onzen tijd gemaakte etsingen is het te zien, dat hunne makers daaraan niet al de vereischte zorg wijdden. Inderdaad beschouwen vele kunstenaars het vervaardigen van etsen als eene soort van karwei, die afgedaan wordt in verlorene uren, des avonds bij lamplicht enz. Zoodoende is het te vreezen dat men ten langen laatste hiermede op een verkeerden weg geraken zal. Zal de etskunst leefbaar zijn, zoo moeten hare beoefenaars hunne onderwerpen wel bestudeeren en daarbij zorgvuldig en bij helder daglicht bewerkte platen leveren. Anders overtreffen de kosten, die aan het drukken der platen verbonden zijn, de waarde der kunstgewrochten. Voor schetsen en studiën doet men beter de voorkeur te geven aan teekeningen op steen. Ter loops zij hier eenmaal te meer aangestipt, dat, waar groote verspreiding wordt verlangd, de houtsneekunst haar gevestigden roem handhaaft boven alle nieuwere uitvindingen, ofschoon er daaronder ook uitmuntende mogen zijn, nopens wier toepassing het laatste woord nog niet gezegd is.
Ons tijdschrift, dat nu sedert ruim het vierde van eene eeuw bestaat, gaf in dit tijdverloop een aantal koperetsingen, namelijk van H. en W. Brown, J. Cassiers, F. De Braekeleer, J. Dirks, F. Durlet, E. Farasijn, L. Flameng, F. Lauwers, J. Maris, L. Netesonne, E. Noterman, A. Numans, L. Robbe, Hendrik en Lucas Schaefels, J. Steynen, J. Stobbaerts, H. Van der Borcht, P. Verhaert, enz. Ook door andere kunsttijdschriften werden loffelijke pogingen aangewend ter bevordering van de etskunst, voor dewelke wij groote doch teleurgestelde verwachtingen hadden gekoesterd onder andere van de reeds te niet gegane internationale maatschappij, die te Brussel gesticht was onder bescherming en medewerking van H.K.H. mevrouw de gravin van Vlaanderen. (Zie 1876, blz. 78 en 185.)
Wij willen hopen, dat de Antwerpsche maatschappij het er beter afbrengen zal. Een lang leven en een ruimen en vruchtbaren werkkring worden haar hiermede hartelijk door ons toegewenscht.
Uit de volgende opgaaf van den inhoud kunnen onze lezers nagaan, dat de drie bovenvermelde afleveringen der Antwerpsche maatschappij veel beloven:
1e aflevering: A.J. Verhoeven-Ball, Titelblad, dat ons als opvatting minder gelukkig scheen; E. Farasijn, Verloren! naar zijne schilderij door ons in 1880, blz. 10, aangeteekend, eene verdienstelijke plaat; P. Verhaert, De wijnstekers (zie blz. 23), naar zijn welgelukt tafereel, is handig bewerkt maar te doorschijnend gedrukt; H. Schaefels, Laag water, eene oude kennis; A. Elsen, een puik Zicht op de Herenthalschevaart; J.B. Michiels, Studiekop, naar K. Ooms. - 2e aflevering: W. Linnig zoon, Ingang van den Wartburg bij Weimar, wat al te zwart en te zwaar gebeten; K. Verlat, eene schilderachtige etsing naar een zijner tafereelen, voorstellende een Jachthond en faizanten; mev. A. Elsen, Bloemenruiker; H. Schaefels, Zondagmorgen, nog eene oude kennis, die er niet te minder om wordt; A.J. Verhoeven-Ball, Drinkplaats, wat zwaar gebeten maar gelukkiger dan de titelplaat. - 3e aflevering: mev. Rolin-Jaequemijns, Hoeve in Zeeland, zeer fijn bewerkt; F. Van Kuyck,