Koninklijke Maatschappij van Dierkunde te Antwerpen,
Teekening van L. Derickx, houtsnede van Ed. Vermorcken.
Het is bekend, dat de Antwerpsche dierentuin tot de belangrijkste en merkwaardigste inrichtingen van dezen aard behoort, welke Europa heeft aan te wijzen. Bij voortdurende ontwikkeling is het zelfs te voorzien, dat de tijd niet verre meer verwijderd is, waarop hem de allereerste plaats zal mogen aangewezen worden. Dit erkennen zoowel de bezoekers uit Londen als die uit Parijs en Amsterdam. Reeds van nu af, mag de Antwerpsche dierentuin in zeer vele opzichten zonder overdrijving weergaloos genoemd worden. Hij is, onder andere, zooals men weet, terecht beroemd om zijne prachtige verzameling groote verscheurende dieren, die men er met zooveel beleid weet te verzorgen, dat zij er schier even goed aarden en gedijen als in de wildernis zelve.
Het voor de bedoelde gasten nieuw aangelegd lokaal is niet slechts voor den dierentuin, maar ook voor de stad Antwerpen een wezenlijk sieraad. Het voert den naam van ‘paleis’ en verdient inderdaad dezen weidschen titel, zoowel om de uitgebreidheid van het gebouw, als wegens de groote sommen die er aan ten koste werden gelegd. Ongeveer 200,000 franken.
Wij geven er eene afbeelding van in twee houtsneeplaten.
De eene vertoont het dierenpaleis van buiten gezien. De andere gunt den beschouwer eenen blik op het inwendige des lokaals.
Het is opgericht onder de leiding van den bouwmeester K. Servais, volgens de aanduidingen van den bekwamen bestuurder der Maatschappij van Dierkunde den heer J. Vekemans. Het is geheel in blauwe en witte steen opgetrokken; de zinnebeeldige leeuwen die bij de ingangen als draagbeelden zijn aangebracht bereiken eene lengte van niet minder dan 5 meters. Zij werden gemaakt door den beeldhouwer Jos. Lambeaux.
De stevige ijzeren kevies binnen en buiten het gebouw werden door den ijzergieter Aug. Van Aerschot, van Herenthals, geleverd.
De geheele inrichting doet zich zoo voortreffelijk voor, dat men deze reusachtige woning van de meest gevreesde dieren met zooveel gerustheid bezoekt, alsof al die leeuwen, tigers, slangen en andere verscheurende dieren, vreedzame tamme schepselen waren.
Het gebouw binnentredende, bevindt men zich in eene zuilengalerij, waar achter links de leeuwen en de tigers hunne afzonderlijke hokken hebben; ieder hok is voorzien van eene uitgebouwde kevie, waartoe men de dieren toegang verleent, wanneer men ze in de buitenlucht wil brengen.
Links wonen de slangen en krokodillen.
Het gebouw is grootendeels langs boven verlicht. Het lokt de bezoekers niet alleen des zomers, maar wordt ook druk bezocht gedurende den winter, zelfs 's avonds, wanneer het schitterend met gas verlicht is. In het midden prijkt eene monmentale