De Vlaamsche School. Jaargang 26
(1880)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– AuteursrechtvrijLanglevendheidGa naar voetnoot(1).Een Spaansch dagblad, de Epoca, kondigde in Maart laatstleden de dood aan van een ouderling, overleden te Gijou, op den leeftijd van 112 jaren. Die eerbiedwaardige grijsaard was geenszins het slachtoffer van het huwelijk geweest, want in zijne lange levensbaan ging hij vijf verschillende echtverbintenissen aan. Toen hij voor de vijfde maal trouwde, was hij 89 jaar oud, en deze laatste vereeniging, met eene frissche meid van zeventien jaar, had voor gevolg de geboorte van twee kloeke zonen, waardoor het getal zijner kinderen op 26 werd gebracht, allen jongens. Nauwelijks 15 jaar oud, had die kerel eenige dagen aan de koorts geleden, maar dit was ook de eenige ongesteldheid waardoor hij in zijn leven werd aangedaan. Sinds vele jaren, nam hij slechts een enkel maal per dag, en wel des middags. Op het uur van het ontbijt en het avondmaal gebruikte hij enkel een glaasje sterken drank. Aan die morgen- en avondborrel, zegde hij, was hij zijn lang en kloek bestaan verschuldigd, en hij beweerde dat dit regelmatig gebruik van sterken drank hem het bloed in beweging hield en hem het leven ten minste het vierde eener eeuw heeft verlengd. Het volkomen gemis van sterken drank dat bij zoovele lieden wordt noodig geacht, zou ongetwijfeid bij dien Spaanschen aartsvader een zekeren dood hebben teweeggebracht. Deze gelegenheid is wellicht niet gansch ongepast om hier ook gewag te maken van eenige ouderlingen die meer dan honderd jaar oud werden. De opgave daarvan zou echter zeer uitgebreid kunnen wezen, doch wij zullen ons, voor dezen keer, hoofdzakelijk bij de oudste of meest bejaarde bepalen. De vroolijke wijsgeer Democritus, op wiens blij gemoed de aardsche zorgen maar weinig invloed hadden, overleed in den ouderdom van 109 jaar. Hij stierf al lachend, zooals hij geleefd had. Een arme boerenknaap, Effingham geheeten, na langen tijd in het Engelsch leger te hebben gediend, was later verplicht zich aan den zwaren landbouwarbeid over te geven, om zijn brood te verdienen. Niettemin bereikte die man den ouderdom van 144 jaren, zonder ooit ziek te zijn geweest. Hij mocht te recht de spreuke voeren: Arm en gezond. Een ander boer, die insgelijks van zijnen handenarbeid moest bestaan, was zekere Thomas Parre. Gedurende de 120 eerste jaren zijns levens wordt van hem niets merkwaardigs gemeld. Na dien leeftijd trad hij in huwelijk met eene jonge weduwe, welke hij zeer gelukkig maakte. Hij had al zijne lichaamskracht behouden, verrichtte al het huiswerk en dorschte het graan ter schure. Aldus leefde hij heil- en vreedzaam tot op zijn 152ste jaar. Zijn landheer, graaf Surray, voerde op zekeren dag Thomas Parre naar Londen, waar hij hem met veel omslag, als eene zeldzaamheid, aan koning Karel I voorstelde. Het prachtig onthaal, dat de oude man ten koninklijken hove genoot, was al te tegenstrijdig met zijne gewone levenswijs. Hij stierf, niet van hoogen ouderdom, maar aan de gevolgen van zijn bezoek ten hove, dat hem eene kwade spijsvertering berokkende. Men zegt dat hij begraven is in de abdij van Westminster, de begraafplaats der vorsten en uitmuntende mannen van Engeland. Eene Fransche danseres, die tijdens den vrijheidsoorlog naar Amerika was overgezeild, bereikte den ouderdom van 111 jaar; zij stierf in Amerika, in 1867, omringd van hare kleinkinderen en achterkleinkinderen, ten getale van meer dan honderd. De kardinaal d'Armagnac verhaalt ergens, dat hij eens een grijsaard ontmoette die zoo bitter weende, dat hij er inderdaad medelijden voor gevoelde en hem vroeg, wat toch de oorzaak was van zoo groot een verdriet. De grijsaard antwoordde zeer eenvoudig, dat hij zoo even van zijnen vader een pak slagen had gekregen, omdat hij zijnen grootvader was voorbij gegaan zonder hem beleefd te groeten. Nu, die strenge vader was 103 jaren oud, de grootvader 123 jaren en de schuldige jongeling had nauwelijks zijn 82ste jaar bereikt! De Engelschman Hendrik Jenkins werd, toen hij reeds 140 jaren oud was, geroepen om voor het gerecht te getuigen. Ziekten en lichaamsgebreken waren hem immer onbekend en tot op het einde zijns levens bleef hij visscher van beroep. Hij overleed in 1743, in den ouderdom van 169 jaren, en liet twee zonen achter, de eene 102 jaren en de andere 108 jaren oud. Zekere Cottrel, van Philadelphia, stierf in den ouderdom van 120 jaren, eene weduwe nalatende van 115-jarigen leeftijd, welke drie dagen na haren echtgenoot overleed. | |
[pagina 150]
| |
Een Poolsche boer, wiens vader 150 jaren geleefd had, trouwde voor de eerste maal op zijn dertigste jaar, en stierf in den ouderdom van 156 jaren, eene 100-jarige weduwe achterlatende. Ten jare 1750 overleed in Hongarië een genaamde Bowin, in den wel bepaalden ouderdom van 172 jaren; hij liet eene weduwe na, oud 164 jaren, en een oudsten zoon van 115 jaren. Dit was een echt aartsvaderlijk huisgezin, zal men zeggen, en nochtans mocht Bowin nog jong heeten in vergelijking met dien Russischen krijgsman die in 1825 zachtjes ontsliep in den bijna ongelooflijken, doch wezenlijken ouderdom van 202 jaren! Zonder het juiste tijdperk op te geven waarin zij geleefd hebben, maakt dr. Saffray gewag van twee Noorwegers, die, zooals men gewoonlijk zegt, niet in de wieg zijn gestorven. De eerste is Draakenberg, die, als scheepsjongen vertrokken, bij de koninklijke vloot in dienst bleef tot op zijn 91ste jaar, doch waarvan hij 15 jaren doorbracht als krijgsgevangene op de Turksche galeien. Van dienst teruggekomen, huwde hij op 111-jarigen ouderdom eene vrouw van 60 jaar, die eenigen tijd daarna stierf. De weduwenaar, stoutmoedig, ging, toen hij 130 jaaroud was, eene jeugdige boerin ten huwelijk, vragen, welke hem van de hand wees. Hij ontsliep in den ouderdom van 146 jaar met den bijnaam van oude man van het Noorden. De tweede is Jozef Surrington. Hij was 160 jaar oud toen hij dacht dat zijn sterfuur was geslagen. Hij vereenigde rond hem gansch zijn huisgezin, namelijk zijne derde vrouw, die nog jong was, en zijne zonen, waarvan de jongste slechts negen, jaren telde en de oudste 103 jaren bereikt had. Dan, met zijn volle verstand en al zijn geestvermogen, verdeelde hij onder hen al zijne goederen en ontsliep des anderendaags zonder de minste smart. Zekere Engelschman, met name Mittelstedt, overleden in 1792, had den ouderdom van 112 jaren bereikt. Hij had, gedurende zijnen leeftijd, als soldaat, zeventien veldslagen bijgewoond, was meer dan eens gevaarlijk gewond geweest, en werd door de Russen krijgsgevangen genomen, na men zijn paard onder hem had gedood. Reeds tweemaal was hij weduwenaar toen hij, in 1790, dat is op zijn 110de jaar, nogmaals besloot in den echt te treden. De vrouw welke hij tot gade had verkozen was tamelijk jong en dat haar echtgenoot immer vlug te been was zal men inzien als men weet dat, weinige dagen vóór zijnen dood, hij nog twee uren weg aflegde om zijn pensioen te gaan ontvangen. Ten jare 1802 leefde in de stad Tours een oud-soldaat, met name Thurel, geboren in 1698. In 1716 nam hij, als simpel soldaat, dienst bij het leger en gedurende zijne lange levensbaan bleef hij immer zijn vaandel getrouw. Hij diende aldus als krijgsman opvolgelijk onder drie verschillende koningen en onder de Fransche republiek. Meer dan een kogel had hem getroffen en menige sabelhouw had hem gewond, maar zulks belette niet dat, op. zijn 104de jaar, hij nog knap te been en kloek en gezond was. Den 12n Juni 1807 overleed te Antwerpen in zijne woning Schuitstraat nr 651 (thans nr 77), Pieter Stoop, oud 102 jaren. Hij was te Eeckeren geboren en overleefde de vier vrouwen, met welke hij achtereenvolgens getrouwd was, te weten: Cornelia Stevens, Catharina en Anna Maria Van de Velde en Anna Catharina Van Offelen. Hij liet twee zonen achter, Pieter en Emanuel Stoop, geboren in 1770 en 1775. beide hoveniers van beroep; toen hun vader stierf bewoonden zij gezamenlijk het huis nr 580 (thans nr 36) in de Bogaerdstraat te Antwerpen. In 1870, ter kunsttentoonstelling te Parijs, zag men eene schilderij waarop 255 personen waren afgebeeld, zeer fraai geschilderd, door den 106-jarigen vrijheer van Waldeck. Die kloeke grijsaard overleed in 1875. (Zie de Vlaamsche School van 1874, blz. 26; 1875, blz. 74.) In 1838 stierf in Frankrijk eene naaister met name Maria Priou, in den gevorderden ouderdom, van 158 jaar. Gelukkiglijk, voor haar, had zij op haar 68ste jaar haar spaargeld op lijfrent geplaatst. Hare geldleeners waren dus genoodzaakt, gedurende 90 jaren, haar eene rente te betalen, zoodat zij, voor een kapitaal van 10,000 frank, omtrent een half millioen betaald hadden, rente bij rente gerekend. Mevrouw Picard, geboren in 1770, overleed te Marmande in 1877, dus in den ouderdom van 107 jaar. Op haar zestiende jaar was zij in het huwelijk getreden, en hare kinderen bereikten den ouderdom van 80 en 90 jaren. Zij was nooit ziek geweest. Mevrouw Dagnon stierf te Bordeaux, in 1877, in den ouderdom, van 117 jaren. In ditzelfde jaar 1877, overleed in Spanje zekere Mello, oud 129 jaren, achterlatende 205 kinderen, klein- en kindskinderen. Op 4 November 1879 overleed te Antwerpen, Anna Carolina Maurancourt, weduwe van den heer Philip Van Haverbeke, in den ouderdom van 100 jaren min 2 dagen. In de laatste dagen van April 11. begroef men in de Belgische gemeente Schaltin (Ciney) eene ongehuwde vrouw met name Simon, die 100, jaren en 7 maanden oud geworden was. Zij werd geboren in Duitschland en bekeerde zich in hare laatste levensjaren van den Lutheraanschen tot den Roomsch-katholieken godsdienst; zij was 90 jaren oud toen zij, ten gevolge van hare bekeering, te Luik gedoopt en gevormd werd. Te Warschau stierf dezer dagen een man, die 118 jaren oad was. Hij werd door 235 treurende nakomelingen grafwaarts geleid. Den 25n Mei 11. verscheen in de nieuwsbladen een bericht uit Hasselt van den volgenden, inhoud: ‘Een inwoner der gemeente Heers, namelijk de heer L. Massau, advocaat, heeft zijn 100ste jaar bereikt. Deze eerbiedwaardige ouderling, wiens gezondheid steeds bloeiend is, bezit nog al, zijne verstandelijke vermogens. Hij geniet zooveel aanzien, dat zijne medeburgers hem komen raadplegen, evenals in den tijd, toen hij nog werkelijk advocaat was.’ Den 1n Juli 11. bevond er zich onder de badgasten te Ems een Israëlietisch godsdienstonderwijzer uit Heringen, met name Dickstein, die in 1775 geboren werd te Standuska, in Russisch Polen, in 1812 bij een Russisch vrijkorps deelnam | |
[pagina 151]
| |
aan den strijd tegen de Franschen aan de Berezina en na 1815 in Nassau godsdienstonderwijzer was. Deze man beleeft dus zijn 105de jaar. Van den 1n Augustus (loopende maand) wordt uit de Hollandsche gemeente Zevenbergen het overlijden gemeld van eene weduwe die den ouderdom van 102 jaren en 8 maanden bereikte en door vier echtgenooten en twee kinderen in de eeuwigheid werd voorafgegaan. Den 6n Augustus vierde Catharina Maria Koldewij, weduwe J. Nederlandsche eiland Schiermonnikoog, haar 100sten verjaardag in vrij goede gezondheid. Treffend, zoo wordt van daar gemeld, was vooral het oogenblik, waarop hare 96-jarige nicht, de wed. Kerkstra, leunende op een stokje en aan den arm eener vriendin, haar kwam geluk wenschen. Eenige dagen geleden stierf te Gleiwitz, in Silezië, Judith Singer, geboren den 11n Juni 1768. Zij trouwde, toen zij 26 jaren oud was, met eenen deurwaarder der synagoge van Gleiwitz en kreeg 15 kinderen, waarvan nog drie in leven zijn. In 1879 stierf hare oudste dochter, op 84-jarigen leeftijd. Ofschoon meer dan 112 jaren oud, was Judith Singer goed te been en wel bij het hoofd gebleven; zij was echter blind geworden.
Brussel. S. Willems. |
|