De Vlaamsche School. Jaargang 26
(1880)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij
[pagina 147]
| |
[pagina 148]
| |
Het meest indrukwekkend oude kunstgewrocht in de oudheidkundige afdeeling der tentoonstelling op het Marsplein te Brussel is het in plaaster afgegoten tabernakel der kerk van Zoutleeuw dat wij op de vorige bladzijde in plaat geven. Voor velen was dit meesterstuk van den Antwerpschen bouwmeester en beeldhouwer Cornelis Floris alias De Vriendt als het ware verloren, daar de voorheen belangrijkere stad Zoutleeuw slechts weinig bezocht wordt, iets wat in den laatsten tijd verbeterde, daar men heden met den ijzeren-weg het kunststuk op gemakkelijke wijze ter plaatse kan gaan bewonderen. Het geheel is 100 voeten hoog en vormt een statig zeskantig gebouw, bezet met beelden, waartusschen de vier evangelisten, die zoodanig zijn geplaatst dat men er van wederkanten vier ziet; het is samengesteld uit tien op elkander geplaatste verdiepen, met menigvuldige tot in de minste onderdeelen versierde pilaren, kapiteelen, kroonlijsten, friezen, draagbeelden en sieraden van allen aard, terwijl het oude en nieuwe testament aanschouwelijk zijn gemaakt in half verheven beeldwerk. Tot voor weinige jaren verkeerde men in den waan dat dit meesterstuk het werk was van eenen Florentijn uit de school van Buonarotti; maar in de door de koninklijke academie van België op 8 October 1868 gehoudene zitting werd door den heer A. Wauters mededeeling gedaan van de overeenkomst, waarbij Marten van Wilre, heer van Oplinter, het maken van voornoemd tabernakel opdroeg aan Cornelys Florys, voor de som van 600 carolus-gulden. Beeldletters van de Liggeren der Antwerpsche Sint-Lucasgilde vertoonen eene opmerkelijke gelijkenis met sommige sieraden van de afsluiting van het tabernakel (zie 1869, blz. 84). Wij laten hier de hooger vermeide overeenkomst (zij berust in het archief der stad Zoutleeuw) letterlijk volgen: ‘Op heden den xiii dach van augusti anno xve vyftich heeft meester Cornelys Florys, beltsnyder woonende 't Antwerpen, bekindt verdingt ende aengenomen te hebbene en te makene ende op zynen last te stellene een sacramenthuys tegen joncker Merten van Wilre, gelyck de selve joncker Merten bekende aen hen bestaet te hebbene ende tselve te settene in der kercken van Sinte Lenaerdts binnen Leeuwe, tegen den muer of zywant van der sacristynen, gelyck men hem de plaetse gewesen ende gedesigneert heeft, op de forme ende nae vuytwesen van den patroone dair joncker Merten voirs. zynen naemen ende handteeken ondorgestelt heeft, behoudelyck dat myn joncker oft zyn huysvrouwe daer aen nyet en willen gecontrefeyt zyn, ende behalven datter moeten aenstaen drie trappen in 't ronde ende die van blauwen gepalysterden ende geslepen steen, ende tgeheel werck van Avennes steen, ende sal de voirs. meester Cornelis sculdich zijn 't voirseiden werck moeten stellen ende volcomelyck volmaict staen totter tweeder stadien al vuyt te Sinxen naestcomende ende voorts d'ander werck voirts te Sinxen over een jair geheel ende al te staende ende volmaect te zyn ende dat al op cost ende last der voirs. meester Cornelis, ende sal de selve gehouden zyn tot zynder last ende cost te leveren allen 't lood, yser, calck onde anderssins hem beoeffende zynde totten voirs. wercke, behalven dat joncker Merten sal doen maken, tot zynder last, het fondeersel onder totten vloyer van der kercken ende anders nyet. Item de voirs. meester Cornelis moet oyck tot zynder last doen maken drye ysere deuren sluytende ende die doen vergulden, gelyck die nome ende gewoonte is. Item is conditie soe verre tvoirs. werck ten tyde voirs. nyet en stonde, gelyck voirs. dat in dien gevalle de voirs. joncker den voirs. meesteren Cornelis cortten dat moghen 't elcken van den voirs. twee reysen, vyftich karolus gulden, te converterene tderdendeel dair aff onsen genadighen heere den keyser, d'ander derdendeel den fabrycken van Sinte Lenaerdts voirs., en 't derdendeel den voirs. jonckeren Merten van Wildre. Item is conditie dat soe wanneer tvoirs. werck sal volmaict ende gestelt zyn, dat alsdan de voirs. joncker Merten tselve sal moghen doen visiteren oft nae den patroon loffelyck gemaict is, ende soe verre alsdan arger bevonden oft getaxeert wordt, sal men hem affcorten aen zyn penningen. Item sal den voirs. joncker Merten, voir tvoirs. werck, geven ende den voirs. meester Cornelis betalen zesse hondert karolus gulden eens in drye termynen, te weten: twee hondert terstont, noch twee hondert karolus gulden te Sinxene naestcomende als dat twerck sal staen, ende d'andere twee hondert karolus gulden to Sinxen daer naest, alst twerk geheel staen ende volmaict sal syn, ende allen dat tvoirscreven is geloeffde de voirs. meester Cornelis wel ende volcomelyck te voldoen ende volvullene, verobligerende dair voer hare have ende erffve, ende hier voer noch te stellene voir leven ende sterven eenen sufficienten borghe om te voldoene ut cassom coram meester Aerdt Pylipeert ende Willem Speeken, scepenen van Leeuwe. ‘Actum ten daghe ende jaere voers.’ Cornelis Floris werd in 1518 geboren te Antwerpen; hij overleed in zijne geboortestad den 20n October 1575. Zijn vader, Cornelis De Vriendt, bijgenaamd Floris, was ook een beeldhouwer en bouwmeester; hij overleed den 17n September 1538; zijne moeder, Margaretha Goos, leefde tot den 2n October 1577. De maker van Zoutleeuws tabernakel was een broeder van den beroemden schilder Frans Floris. Hij trad in 1539, een jaar na zijns vaders dood, in de gilde van Sint-Lucas, waarvan hij in 1547 en in 1559 deken was. Hij trouwde met Elisabeth Machiels, die den 23n April 1579 stierf. Het tabernakel van Zoutleeuw is het oudste werk dat men van Cornelis Floris kent. Het werd gemaakt in den tijd van keizer Karel V. Het stadhuisGa naar voetnoot(1) en het Oosterschhuis te Antwerpen, volgens de teekeningen van Cornelis Floris gebouwd, dagteekenen van onder de regeering van Philips II; het eerste werd begonnen op 27 Februari 1561 en voltooid op 27 Februari 1564; het tweede, begonnen den 5n Mei 1564, was voltooid in 1568. Hij maakte ook, en dit wel voor 7200 ponden, hem in 1575 door het kapittel betaald, het schoone hoogzaal der hoofdkerk van Doornik, gevormd uit drie volle bogen, die ieder op eene kroonlijst rusten welke gedragen wordt door twee Dorische kolommen, versierd met half verhevene beeldwerken, het lijden van Christus voorstellende. De hoofdkerk van Roeskilde, in Denemarken, bezit C. Floris' laatste werk, namelijk het prachtig praalgraf van den Deenschen vorst Christiaan III, waarvan hem de bestelling werd gedaan bij tusschenkomst van J.B. Guidetty, waarschijnlijk een aan het Deensche hof verbonden Italiaan, voor 2900 daalders. Toen de meester den 20n October 1575 stierf, waarschijnlijk aan eene alstoen in Antwerpen heerschende besmettelijke ziekte, was het voormelde gedenkteeken nog niet geheel afgewerkt; hij liet zijne weduwe in moeielijke om- | |
[pagina 149]
| |
standigheden achter; zij moest het huis, dat zij met haren man, in de Everdijstraat, in eigendom bezat en dat door hem gebouwd was, verlaten, om het aan anderen te verhuren en tevens een groot gedeelte van haren huisraad verkoopen; en vóór dat door de welwillende bemoeiing van het stedelijk magistraat, het gedenkteeken, waarop nog 1457 daalders te betalen bleven, in ontvangst genomen was door Denemarkens koning Frederik II, werd Antwerpen geteisterd door de dusgenaamde Spaansche furie en liep het schoone beeldhouwwerk gevaar vernield te worden door de plunderende Spaansche soldaten, die ook bij Floris' weduwe in huis vielen, met dit gevolg, zooals de arme vrouw zelf heeft geschreven, ‘sy geheelycken doene is gespollieert geweest.’ De minuut van het verzoekschrift, opgesteld door den gemeentesecretaris Hendrik De Moy, vanwege het stadsbestuur namens de weduwe Floris aan Frederik II gezonden, berust nog in het stedelijk archief te Antwerpen. Het schoone gelint, rond het tabernakel van Zoutleeuw, is geheel van koper. Merkwaardig is ook de groote kruiskandelaar met zeven armen en met lessenaar, dien men, op onze plaat, nabij het tabernakel afgebeeld ziet. De kerk van Zoutleeuw is over het geheel zeer fraai. |
|