veelal nauwkeuriger te zijn dan die van zijnen meester, terwijl hij hem in uitvoerigheid nabij kwam. In het weergeven van verschillende stoffen, voornamelijk fluweel en zijde, wordt hij op eene lijn gesteld met zijnen tijdgenoot, den voortreffelijken schilder Kasper Netscher (1639 + 1684). Over 't algemeen schilderde hij niet dan dusgenaamde genreschilderijen, die zich meest alle kenmerken door geestigheid van opvatting. Al wat hij schilderde munt uit door levendigheid en juistheid van voorstelling en niet minder door kracht en aangenaamheid van kleur. Hij verdient dan ook in alle opzichten den roem, die hem onbetwist en alom wordt toegekend, een der uitnemendste kunstenaars te zijn die de roemrijke Nederlandsche school heeft voortgebracht in de xviie eeuw.
Als een blijk van de hooge waardeering, die zijne werken, ook tijdens zijn leven, vonden, wordt aangehaald, dat een Oostenrijksch aartshertog hem voor een stukje, welk niet meer dan een paar figuurtjes bevatte, de voor den tijd zeer aanzienlijke som van 2000 gl. betaalde, en hem trachtte te bewegen om zich metterwoon te Weenen te komen vestigen, waar hij een jaargeld van 1000 rijksdaalders zou hebben genoten, buiten en behalve de opbrengst van zijnen schilderarbeid. De meester zou dit milde aanbod van de hand gewezen hebben, onder voorgeving dat zijne echtgenoote, Curina Van der Kok, buiten Holland niet zou hebben kunnen aarden.
In de vermelde orde van gedachten kan nog worden aangehaald, dat de groothertog van Toskane hem eene schilderij afkocht voor 2500 gl.
Smiths Catalogue raisonné, deel i en ix, vermeldt en beschrijft 156 schilderijen van Frans Van Mieris.
Als de in 1866 uitgegevene Algemeene Nederlandsche Encyclopedie, op dit punt, geloof verdient, - iets wat evenwel geenszins bewezen is, integendeel, - dan zou Van Mieris' karakter of gedrag minder navolgenswaardig zijn geweest dan zijne geestesgaven. ‘Door zijne drinkgelagen (zoo leest men in het tiende deel van dit werk) leefde hij steeds in armoede en overleed, ten gevolge van een val in zijne dronkenschap bij nacht, in 1681 te Leiden.’
Het rijksmuseum te Amsterdam bezit van hem De luitspeelster (eene juffrouw, gekleed in rood satijn, bij het licht eener kaars, op de luit spelend, en op den achtergrond, bij eene tweede tafel, twee heeren en eene dame, die kaartspelen), en De briefwisseling (eene schrijvende vrouw, in een olijfkleurig satijnen morgengewaad en eene muts op, in de schaduw een wachtend bediende, donkerblauw gekleed, op de tafel ligt eene luit, en op den voorgrond staat een voetstoeltje, waarop een slapend hondje ligt).
Blz. 41 meldden wij in ons tijdschrift, dat het rijksmuseum te Amsterdam, onder andere schilderijen uit de nalatenschap van jonkheer Van de Poll, een stuk ontvangen had, voorstellende De droom van Jacob, door Frans Van Mieris. Wij weten nog niet, of het hier eene schilderij van den ouden of van den jongeren Van Mieris geldt. Waarschijnlijk van den laatste.
Het koninklijk kabinet van schilderijen te 's-Gravenhage bezit van Frans Van Mieris den oude de meesterlijke portretten van den schilder en zijne vrouw, het portret van Horatius Schuil, hoogleeraar in de kruidkunde te Leiden, en de prachtige Bellenblazende jongen, in eene nis, met eene vrouw achter hem staande. (Eene navolging van laatstgenoemd stuk, door Willem Van Mieris, bevindt zich te Parijs in het museum van den Louvre, genummerd 326.)
Vele van de schilderijen van Frans Van Mieris, in de voornaamste museums en kabinetten van Europa verspreid, werden gegraveerd, onder andere door Audouin, Bary, F. Basan, Blooteling, Greenwood, Igonnet, Migneret, Pigeot Haid, Vilain en Wille.
Tusschen zijne bijzonderste leerlingen worden genoemd P. Lermans, K. de Moor, Jan en Willem Mieris.
Uit het huwelijk van Frans Van Mieris met Curina Van der Kok werden vijf kinderen geboren.
Zijn oudste zoon, Jan Van Mieris (1660 + 1690), die, buiten zijn vader, ook Gerard de Lairesse tot meester had, was een portretschilder. Zijn uitstekend portret van Heemskerck werd door Blooteling gegraveerd.
Des schilders tweede zoon, de hoogergenoemde Willem Van Mieris (1662 + 1647), schilderde in zijns vaders trant, zonder hem te evenaren, ofschoon hij in zijne talrijke gewrochten blijk geeft van zeer veel talent. (Deze meester had tot zoon den schilder en geschiedschrijver Frans Van Mieris, bijgenaamd de jongere (1689 + 1763), wien men op het Nederlandsch taal.. en letterkundig congres van 1872 voorstelde een gedenkteeken op te richten; zie onze jaargangen 1872, blz. 147 en 156, en 1873, blz. 164.)
Noch het rijksmuseum te Brussel, noch het stadsmuseum te Antwerpen bezit eenige schilderij van de Van Mierissen.