Koninklijke Maatschappij van Dierkunde te Antwerpen.
De verdienstelijke landschapschilder L. Derickx heeft, sinds eenigen tijd, de goede gedachte opgevat, eenige gezichten uit Antwerpens prachtigen dierentuin door teekenstift en penseel te vereeuwigen. 't Is aan een dezer, dat wij naastgaande houtsnede verschuldigd
Houtsnede door D. Verest, naar eene teekening van L. Derickx.
zijn. Zij stelt voor de in 1878
door de rotsmakers Segard-Dupas en Camp, onder de leid
ing van den bouwmeester Karel Servais uitgevoerde bouwvallige Romeinsche waterleiding. In deze rotsen leeft en vermenigvul
digt zich eene groote kudde Afrikaansche schapen, die tot de familie onzer bokken en geiten schijnen te behooren waarvan zij van verschillen door de
dunte hunner horens en de hardheid hunner wol, terwijl zij buitendien manen hebben, niet ongelijk aan die der paarden, behalve dat zij in evenredigheid zeer veel langer zijn en bij vele schapen, die er zich van voor
zien bevinden, zelfs tot beneden den buik afhangen. Zij schijnen oorspronkelijk afkomstig te zijn uit Noord-Afrika en worden in groote menigte aangetroffen in Marokko en Algiers, waar zij de hoogste rotsen bewonen, niet bij kudden of groepen, maar eenzaam en afzonderlijk; ook buiten hun eigenlijk vaderland teelen zij goed voort.
Dit laatste is ook het geval met de yakken of paardbuffels, ten wier gerieve in den Antwerpschen dierentuin een rotsaanleg van grooten omvang is gemaakt achter den vermelden Romeinschen bouwval, op eenen heuvel, in de nabijheid van eenen vijver. Deze inrichting werd door den heer Derickx afgebeeld op eene fraaie schilderij, waarvan wij ook eene houtsnede zullen mededeelen op bladzijde 123.
De wetenschappelijke naam der yakken is Bos grunniens. Zij vormen eene soort van rund, dat zich door lange haren aan het geheele lichaam, ook aan den staart, onderscheidt, die daardoor op een paardenstaart gelijkt. Zij bewonen de bergen van Midden-Azië, waar zij tot op 7000 meters hoogte worden aangetroffen. De Mongolen en Tartaren hebben dit dier getemd. Zij gebruiken het als lastdier. In de hoogvlakte van Tibet worden de yakken aan den veldarbeid vrij algemeen gebezigd door de aldaar wonende landbouwers. Een yak legt verre dagreizen af, over bergen en door dalen, terwijl hij beladen is met eene vracht van ruim 100 kilos. Kruising van yakken met koeien heeft op vele plaatsen, waar zij zich ophouden, met goed gevolg plaats. Oude wilde yakken worden door deskundigen voor ontembaar gehouden.
Wij nemen met genoegen de gelegenheid waar, om eenmaal te meer op den steeds toenemenden bloei van den Antwerpschen dierentuin te wijzen en brengen tevens in herinnering hoeveel daartoe bijgedragen werd en nog voortdurend bijgedragen wordt door den wakkeren en ervaren bestuurder van deze inrichting, den onvermoeibaren heer Jaak Vekemans, die in 1843 de maatschappij van den dierentuin hielp stichten en haar sedert dien voortdurend de hooggewaardeerde hulp verleende van zijn schranderen geest en krachtigen wil.
D.V.S.