De Vlaamsche School. Jaargang 26(1880)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Surrexit sicut dixit. Marcus xvi. 1-7. Matthaeus xxviii. 9-10. Tafereel van A. Scheffer, houtsnede van Ed. Vermorcken. ‘Wien zoekt gij, vrouwen, hier ter plaatse?’ - Zoo sprak een engel 't drietal aan, Dat, treurend en verwonderd tevens, Bevreesd vóór 't open graf bleef staan; - ‘De Meester zeî: ten derden dage Zal Ik den band des doods ontgaan. Surrexit Jesus sicut dixit.’ ‘Nu, gaat en zegt aan Jesus' volgers Wat, heilge vrouwen, u mijn mond, In naam van Jesus, de eeuwge waarheid, Bij dit verlaten graf verkondt: De dood is door Zijn macht verwonnen, Als 't duister door den morgenstond. Surrexit Jesus sicut dixit.’ Zij keerden weder, zuchtend, klagend, Toen eensklaps Jesus haar verscheen. ‘Wien zoekt ge, sprak hij, zoo vroegtijdig, En zeg, waartoe dat droef geween? 'k Ben Jesus zelf; gaat, zegt den mijnen: De Meester leeft gelijk voorheen. Surrexit Jesus sicut dixit.’ De heilge vrouwen knielden neder, Vereerden en aanbaden Hem; De Heer verdween toen als een schaduw; En zij, gehoorzaam aan Zijn stem. Verkondigden aan Jesus' broeders, Vereenigd te Jerusalem: ‘Surrexit Jesus sicut dixit.’ Pieter Vierhout. Antwerpen. Vorige Volgende