De Vlaamsche School. Jaargang 26
(1880)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij
[pagina 105]
| |
Theodoor Van Lerius.
| |
[pagina 106]
| |
nieuwe bijzonderheden over een aantal meesters wier leven weinig of niet gekend wasGa naar voetnoot(1). Het boek bevatte verscheidene terechtwijzingen en onder andere eene zeer gewichtige rakende den heer C. Kramm, den geleerden voortzetter van Immerseels Levens en werken der Hollandsche en
Eereboog geplaatst aan het uiteinde van het Kipdorp in 1864.
Ontworpen door den bouwmeester J.B. Vereecken. Vlaamsche kunstschilders, beeldhouwers, graveurs en bouwmeesters. Wil men eene van ouds beroemde instelling hare bekomene faam bewaren en haren invloed handhaven, dan hoeft men ze niet alleen door gepaste hervormingen gedurig op de hoogte te houden der vereischten van het tijdstip dat men beleeft, maar men moet haar ook van tijd tot tijd, door het toebrengen eener welverdiende hulde, van dien lichtkrans omringen welke den eerbied en de toegenegenheid des volks opwekt en doet voortduren. Reeds in 1854 hadden wij de aandacht des publieks ingeroepen op het in 1864 voorkomende jubileum van het tweehonderdjarig bestaan der koninklijke academie, dit brandpunt onzer hedendaagsche kunstschoolGa naar voetnoot(2); op 9 Augustus 1862 deden wij in het academisch lichaam het voorstel, ter gelegenheid van dit heuglijk tijdstip, aan David Teniers den jongere, eenen der stichters der academie, een standbeeld op te richtenGa naar voetnoot(3). Even als in 1854, hadden wij de eer onzen oproep zoo door de overheden als door het publiek met geestdrift ontvangen te zien. Luisterlijke feesten werden aangekondigd, waaraan de gansche bevolking deel nam en de versieringen der bijzonderste straten getuigden van den alouden Antwerpschen kunstgeest. Om eene blijvende hulde aan de stichters en voortzetters van het wijdvermaard gesticht na te laten had het gemeentebestuur de goede gedachte eenen dubbelen wedstrijd te openen, de eerste voor het opstellen eener Geschiedenis der koninklijke academie van Antwerpen, sedert hare instelling in 1663-1664 tot op onze dagen; - de tweede voor het beschrijven van het leven van den schilder David Teniers den jongere, het een en ander, met behulp van echte stukken en bescheiden. Men herinnert zich dat de prijs voor de geschiedenis der academie door den heer F. Jos. van den Branden werd behaald, terwijl ook eene levensschets van David Teniers werd bebekroond. Kort daarna ter pers gelegd, verschenen beide werken, voorafgegaan van eene lezenswaardige inleiding van onzen wakkeren vriend Desiderius Van Spilbeeck, die, bij deze gelegenheid, aan onze geboortestad eenen dienst bewees, waarvan men later de waarde nog beter zal beseffen. Van zijnen kant wilde Van Lerius ook een gedenkteeken van het feest oprichten door de uitgave der Liggeren der St.-Lucasgilde.
(Wordt voortgezet.) |
|