Vrije werkhuizen gevoegd bij de hoogere school.
- Schilderkunst. -
Figuurschildering. |
Drie werkhuizen. |
Dierenschildering. |
Twee werkhuizen. |
Landschapschildering. |
Twee werkhuizen. |
- Beeldhouwkunst. - Twee werkhuizen. |
- Bouwkunst. - Twee werkhuizen. |
- Plaatsnijkunst in koper en hout. - Twee werkhuizen. |
- Penningsnijkunst. - Een werkhuis. |
Het lid-secretaris, |
De voorzitter, |
Th.J. Canneel. |
A. Wagener. |
Het volgende adres is aan het gemeentebestuur toegekomen en verdient in ernstige overweging te worden genomen:
Antwerpen, 27 Maart 1880.
Aan de heeren Voorzitter en Leden van den Gemeenteraad.
Mijnheeren,
Weldra zult gij geroepen worden om te beraadslagen over het ontwerp van hervorming der koninklijke academie van beeldende kunsten te Antwerpen, dat door eene bijzondere commissie, van gouvernementswege benoemd, opgemaakt wordt.
Wij achten het onze plicht, met het oog op die beraadslaging, uwe aandacht in te roepen op de plaats die het Nederlandsch bekleeden zal in de hervormde academie.
Eene vijftigjarige en droevige ondervinding heeft ons de overtuiging gegeven, dat overal, waar het Belgisch Staatsbestuur optreedt als inrichter van onderwijsgestichten, het Nederlandsch, de taal der meerderheid in ons land, op onrechtvaardige en ongrondwettelijke wijze wordt achteruit gesteld, en aan het Fransch, de taal der minderheid, niet alleen de voorrang maar nagenoeg de alleenheerschappij wordt toegekond. De scholen van elken graad en van elk vak in het Vlaamsche land toonen op de meest ontegensprekelijke wijze, dat het Gouvernement voortdurend en stelselmatig in het onderwijs het recht onzer moedertaal loochent.
Wij hebben dus alle reden om vreezen, dat, wat wij overal en altijd elders zagen gebeuren, ook ditmaal te Antwerpen zal beproefd worden.
Maar wij hebben ook alle reden om bij u aan te dringen, dat gij waken zoudt tegen eene nieuwe miskenning van ons duurbaarste recht en van ons edelste belang. Niet alleen toch mogen wij ons bij dit verzoek steunen op ons volksrecht in het algemeen; maar wij moeten er op wijzen, dat 95 ten 100 der leerlingen onzer academie Vlamingen zijn, en dat het overgroote deel hunner geen Fransch kent; wij moeten herinneren, dat het hier geldt een gesticht, waar Vlaamsche kunst aan Vlaamsche jongens moet onderwezen worden en dat het billijk is dat dit niet uitsluitelijk in het Fransch gebeure.
Wij weten, dat het invoeren van het Fransch in de lagere leergangen voor het oogenblik niet te vreezen is; wij twijfelen niet, of in de practische lessen zullen de professors er aan houden door hunne leerlingen verstaan te worden, en zullen zij ook dezer taal spreken. Wat wij echter vreezen is, dat, zooals het nu alreeds gebeurt op onze academie, de theoretische lessen in het middelbaar en hooger onderwijs alleen in het Fransch zouden gegeven worden. Dergelijk stelsel zou voor gevolg hebben, en heeft nu ook reeds voor gevolg, dat onze Antwerpsche jeugdige schilders en beeldhouwers in de hoofdstad der Vlaamsche kunst in hunne eigene taal hunne opleiding niet kunnen genieten.
Wij achten het dus billijk en noodzakelijk dat de leerlingen onzer academie in hunne taal al de lessen kunnen ontvangen die zij noodig hebben, en daarom vragen wij dat in het middelbaar en hooger onderwijs der heringerichte academie de theoretische lessen, dat is de lessen van letterkunde, van schoonheidsleer, van wereld- en kunstgeschiedenis, van doorzichtkunde, in een woord al de lessen voor de klasse gehouden, verplichtend in het Nederlandsch zouden gegeven worden, zonder uitsluiting nochtans van het Fransch of zelfs van andere talen.
Dit verzoek schijnt ons zoo gegrond en zoo gematigd, en strookt overigens zoo volkomen met het stelsel dat door u aangenomen is in de stedelijke scholen, dat wij niet twijfelen of het zal door u krachtdadig ondersteund worden in de onderhandelingen, welke gij voeren zult met het Staatsbestuur over de herinrichting der koninklijke academie van Antwerpen.
Aanvaardt, Mijnheeren, de verzekering onzer bijzondere hoogachting.
Namens het bestuur van den Liberalen Vlaamschen Bond van Antwerpen:
De secretaris,
H. De Bosschere.
De voorzitter,
Jan Florus.