stadsbestuur, eene teekenschool die den naam van ‘academie’ droeg doch weinig opleverde; in 1718 verliet de stichter Utrecht. In 1744 vierde de kwijnende schildersgilde met groote plechtigheid haar eeuwfeest. In 1805 werd de sukkelende teekenschool heringericht door eenen bestuurder die twee jaar later opstak met de kas. In 1815 kreeg het genootschap Kunstliefde het lokaal der schildersgilde in gebruik, met uitsluiting van alle andere colleges.
Parijs. Eerlang wordt in deze stad eene verzameling kunststukken verkocht, bijeengebracht om middelen van bestaan te verschaffen aan de weduwe en het kind van een talentvollen jong gestorven schilder, Eduard Blanchard. Niet minder dan 122 kunstenaars (en daaronder de meeste mannen van naam) hebben ieder eene schilderij, eene schets, eene studie of een borstbeeld gegeven om weduwe en wees uit den nood te helpen. (Van een liefdewerk van denzelfden aard vindt men gewaagd in onzen jaargang 1879. blz. 100, insgelijks te Parijs.)
- In het Nijverheidspaleis wordt eene merkwaardige tentoonstelling geopend. Zij bevat een groot getal teekeningen, Fransche en buitenlandsche, doorverschillende personen ter leen gegeven, allen betreffende den vorm van huisraad, van kamerversiering. van tuinaanleg, van gevel- en huisbouw, en niet verder gaande dan tot het begin dezer eeuw. Bij de teekeningen van niet Fransche meesters komen onder andere de volgende voor: Pieter de Jode, eene titelplaat voor boeken, kerkvaders en evangelisten voorstellende; Isaäc Moucheron, eene leuning met landschap in het verschiet; Dekker, een gevel van een kasteel; Hans Collaert, een spiegel; Martinus De Vos, eene teekening voor een schotel; Hans Vredeman de Vries, eene paneelversiering met Curtius die in den afgrond springt; en uit de xviiie eeuw drie tekeningen van D. Van Nijmeghen, eene kachelversiering en twee ontwerpen voor tuinaanleg voorstellende. Bijna alle teekeningen zijn met de pen gemaakt en gewasschen met roetbruin of Oost-Indische inkt; enkele zijn in kleuren. Ook ziet men op de tentoonstelling eene geheele verzameling van oude waaiers en eene verzameling van oude knoopen (knoppen) van de xvie eeuw tot op Lodewijk XVIII. Er zijn knoopen uit den tijd van Watteau en Boucher waarop herderinnen en Cupidos geschilderd zijn, andere waarop het innemen der Bastille of het portret van Necker, den minister der financiën van Lodewijk XVI, is afgebeeld, in gesneden ivoor of in geweven zijde of in verglaasd koper of zilver. Van vóór de xvie eeuw is niet één knoop tentoongesteld. Niet het minst merkwaardig zijn de kassen met geweven stoffen uit vroegere eeuwen, met kostbaar oud aardewerk en porselein, meest uit het museum van Limoges, met Venetiaansch glaswerk, met ingelegd hout, met gedreven zilver en met brons.
- Nordenskjöld en kapitein Pallander, de gezagvoerder van de Vega, te Parijs aangekomen, werden in deze stad feestelijk ontvangen. Den 1n April woonden zij de vergadering bij van het Aardrijkskundig Genootschap, welk Nordenskjöld zijn groot gouden eermetaal vereerde. Hij werd buitendien tot kommandeur en Pallander tot officier van het Legioen van Eer benoemd. (Zie blz. 36.)
Grenoble. Terwijl de leeraar van scheikunde in het stedelijk lyceum les gaf over kwikzouten, had hij naast den vóór hem geplaatsten lessenaar een glas staan, gevuld met de waterige oplossing van een of ander kwikzout. In een oogenblik van afgetrokkenheid ledigde hij het glas, denkende dat hij suikerwater dronk en stierf bijna onmiddellijk.
Londen. De hoogovenslakken, zooals men weet gevormd uit het schuim of de onzuiverheid der ertsen, die zich bij het smelten daarvan afscheidt, werden vroeger alleen gebruikt voor het hard maken van wegen. Deze ijzerslakken zijn in onnoemelijke massas voorhanden in de ijzerdistricten, tot last van de bewoners. Eenige jaren geleden werden zij, onder de benaming van slakkenwol, ook gebruikt voor het bekleeden van verschillende zaken waar warmte behouden of geweerd moet worden. Later is men begonnen er metselsteenen van te vervaardigen. De jongste toepassing is het maken van flesschen en ander vaatwerk uit deze grondstof. Door Britton worden per dag ongeveer 13,000 bier- en wijnflesschen er van gemaakt. De slakken moeten ook een deel uitmaken van het sterke glas van Siemens, voor spoorwegleggers en andere tot de bouwkunde behoorende artikelen. (Zie, in verband met dit laatste, onzen tegenwoordigen jaargang, blz. 12.)
Berlijn. De heer Wickersheimer, voorbereider bij het ontleedkundig kabinet der stedelijke hoogeschool, heeft een middel ontdekt (dat hem is afgekocht door het staatsbestuur) om doode dieren en voorwerpen uit het plantenrijk hunne volle frischheid te doen behouden; al wat slechts een achttal dagen in het door hem uitgevonden vocht heeft gelegen, behoudt zijn natuurlijk voorkomen; het bederft of verdroogt niet; het blijft zooals het was; aldus vertoont hij doode kreeften, die, ofschoon hij ze reeds twee of drie jaar heeft bewaard, er nog volkomen versch uitzien; doode slangen, die gerold en gekronkeld kunnen worden alsof zij leefden; lijkjes van kinderen, wier armen, beenen, hals en gewrichten nog volkomen lenig zijn; slachtvleesch, dat weken oud en nog zoo welsmakend is als kwame het versch van het stuk. Het zal dus niet meer noodig zijn, in ontleedkundige museums, dieren in flesschen en bokalen met sterk water te plaatsen om ze te bewaren. Wickersheimer is geboren in den Elzas en een 50-tal jaren oud; na vijf jaren te Parijs als timmerman te hebben gewerkt begaf hij zich naar Duitschland en werd in 1864 bij de Berlijnsche hoogeschool in zijne tegenwoordige betrekking aangenomen.
- In het Boberdal nabij Hirschberg, op eene plek die bekend is onder den naam van ‘Einde der wereld,’ dicht bij den ingang van de nauwe rotsachtige dalkloof, waarin de Bober treedt, is eene verzameling van zoogdieren uit den tijd van den zondvloed ontdekt, die van zeer veel belang is, aangezien zij het bestaan van de groote dieren uit den tijd van den zondvloed ook in deze hoog gelegen bergstreken van de Sudeten bewijst. Van het rendier zijn verscheidene stukken van het gewei, van het rund, den mammoeth en van den elephas primigenius vele beenderen gevonden, alles in eene zandlaag die door leem is bedekt.
Bonn. Den 6n April werd te dezer stede, in publieke veiling, voor 2000 mark (2500 fr.) toegewezen aan den heer E. Witte, uit Breslau, eene verzameling van 30,000 kevers, waaronder hoogst zeldzame soorten, meest uit vreemde landen bijeengebracht.
Munchen. C.A. Wolff, in deze stad, heeft een brevet genomen voor de bereiding eener nieuwe stof, die hoorn, choniet, ivoor, paarlemoer en dergelijke stof moet vervangen. Als grondstof bezigt hij stijfsel en water, die onder bepaalde drukking zoo hoog verhit wordt, dat zij in eene doorschijnende rekbare massa overgaat, die gedroogd wordt. Door bijvoeging van suiker, glycerine, gom-elastiek en andere stoffen worden hare eigenschappen gewijzigd; met aniline-verven kan zij gekleurd worden.
Este. In deze stad der provincie Padua heeft de leeraar Prosdocismi, aan den teen der nabij gelegene heuvels, 82 graven uit den voortijd ontdekt, waarvan er 38 ongeschonden waren. Zij bevatteden aarden en bronzen aschkruikjes. Op eene der bronzen kruiken zijn afgebeeld 17 krijgslieden, een priester, paarden, ossen, vogels, een houd, planten, een man die eenen wagen ment enz.