De Vlaamsche School. Jaargang 26
(1880)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– AuteursrechtvrijPiet Verhaert.Deze reeds gunstig gekende kunstschilder, geboren te Antwerpen op 26 Februari 1852, zoon van Jan en Anna Catharina Van Eeckhoven, genoot een degelijk lager en middelbaar onderwijs en kwam op 15-jarigen ouderdom aan de Antwerpsche academie. Intusschen legde hij zich op de beeldhouwkunst toe bij den destijds veelbelovenden beeldhouwer J. Verbucht. Hij zette zijne studiën voort in de academie, waar hij altijd eervolle plaatsen in de jaarlijksche prijskampen behaalde, tot dat hij in 1872 den derde was in uitmuntendheid van het hooger onderwijs, de 2e plaats bekwam in het schilderen naar de natuur en de 1ste in het teekenen naar het leven. Daarna begaf hij zich op nieuw naar de boetseerklasse, welke hij in al hare verschillende afdeelingen doorliep. Ofschoon dus als het ware voor de beeldhouwkunst opgeleid, gevoelde hij meer geneigdheid voor het schilderen. Teniers, Brouwer en andere beroemde Vlaamsche meesters werden zijn afgoden. De groote bijval, dien reeds zijne eerste gewrochten in de schilderkunst aantroffen, bewijst de bekwaamheid van den jongen schilder in het eigenlijk ambacht der kunst en pleit tevens voor de aantrekkelijkheid zijner onderwerpen die hij bij voorkeur en met veel smaak en oordeel uit het hedendaagsche volksleven weet te kiezen. Een eigenlijke persoonlijke meester heeft P. Verhaert niet gehad. Geheel zijne opleiding heeft hij te danken aan de Antwerpsche academie. Hij heeft ook gereisd en de werken der oude meesters bestudeerd in de bijzonderste museums van Holland, Frankrijk en Italië. In 1873 prijkten reeds drie zijner tafereelen op de driejarige tentoonstelling te Antwerpen, te weten: Ziedaar! Nagerecht en Vanitas, vanitatum et omnia vanitas. Dit laatste was zijn eerste stuk, en is eigenlijk maar eene studie, waarin een doodshoofd, naar de natuur geschilderd, de grootste rol speelde. Dit stuk, dat in het jaar 1873 ook werd tentoongesteld te Namen, vond in die stad eenen kooper. Behalve reeds vroeger in ons tijdschrift aangeteekende stukken,Ga naar voetnoot(1) zagen wij van hem op de driejarige tentoonstellingen: te Gent, in 1874, twee mansportretten en twee tafereeltjes getiteld: Plaagzucht en Far niente; te Antwerpen, in 1876, Aan de beterhand, Nieuwsgierigheid en Eene boeiende lezing, aangekocht door den heer Jos. Isenbaert; De boekworm, De drinker en De wapenliefhebber, twee drievoudige stukken of drie stukjes in ééne lijst, aangekocht voor de verloting en gewonnen door den heer G. Moerincx, te Antwerpen, en De blinde, die aangekocht werd door John Bisham; te Gent, in 1877, Onze zeerobben (in bezit van den heer Th. Ratinckx te Antwerpen), Het gebed (oude vrouw in de kerk), is thans in Engeland en was in 1879 in de Royal academy te Londen | |
[pagina 55]
| |
Oude Antwerpsche volksvrouw.
Sterkwaterplaat naar een zijner tafereeltjes door P. Verhaert. tentoongesteld, Oude Antwerpsche vrouw, aangekocht door den heer G. Witteveen die, in het stuk Een oude man, ook van Verhaert, een tegenhanger van het voornoemde bezit, voorts Een oudheidkundige, aangekocht door den heer Raym. Storms, van Antwerpen; te Brussel, in 1878, Winterdagen, welk stuk in bezit is van den heer L. De Mey, te Antwerpen; te Parijs, het drievoudig stuk van den heer Jos. Isenbaert van 1876 en De bibliotheek, toebehoorende aan mev. de weduwe L. Robert-Keusters, te Antwerpen; te Antwerpen, in 1879, De kopergieter, aangekocht door den heer J. Van den Wijngaert en het welgelijkend portret van des schilders vaders. In het maken van portretten gelukt onze jeugdige meester ook uitmuntend; van verschillende, die hij onder handen heeft, zagen wij er een voltooid, namelijk het sprekend gelijkend afbeeldsel van mev. N.J. Cuperus, van Antwerpen. Even als de beroemdste meesters der Hollandsche en Vlaamsche school legt de heer P. Verhaert zich op de etskunst toe. Reeds kan hij den liefhebberen eene verzameling van 12 platen met titel aanbieden, uit welke verzameling wij het genoegen hebben de eerste plaat in ons tijdschrift op te nemen. Zij | |
[pagina 56]
| |
vertoont eene oude Antwerpsche vrouw uit de volksklasse. De oprecht schilderachtige uitvoering van de platen die de verzameling uitmaken zal zeker bijdragen om de liefhebberij in de etskunst te bevorderen en velen aansporen zich het bezit van een stel exemplaren te verzekeren, vooral in het kunstrijke Antwerpen, waar zulke verzamelingen op de tafels der huiskamers beter passen dan Fransche modeprentjes en dergelijke. De verzameling, die wij hiermede inleiden en aankondigen, bevat de volgende platen die, voor 50 fr., verkrijgbaar zijn bij den schilder, Zilversmidstraat nr 17, te Antwerpen: 1 Titelblad, 2. Oude Antwerpsche vrouw, 3. Mijn atelier, naar een tafereel toebehoorende aan den heer F. Grisar; 4. Rookers, naar een tafereel bij den heer C.H. Diercxse is; 5, Drinker, naar eene waterverfschildering in bezit van den heer R. Storms; 6. De kuiper, tafereel toebehoorende aan den heer P.A. Pourveur; 7. De oudheidkundige; 8. Studiekoppen (oude vrouwen; 9. De man met de pijp, naar de schilderij toebehoorende aan den heer Ed. Bolsius; 10. Een hoek van het oude Antwerpen, naar de natuur op koper; 11. Winterdagen, naar de schilderij toebehoorende aan den heer Peto in Engeland; 12. Filosoof, naar de natuur op koper; 13. De zeerobben. Petrus Josephus Verhaert trouwde den 1n September 1877 met mejuffrouw Mathilda Norbertina Maria Claes, dochter van den in 1870 ontijdig overleden kunstschilder Florent Claes (zie onzen jaargang 1870, blz. 136). D.V.S. De goedheid is het zand van iedere deugd. |
|