Sterfgevallen.
A. PLEYSIER, de gunstig gekende zeeschilder, ridder der orde van Karel III van Spanje, is in de eerste dagen der maand Mei te Amsterdam overleden. Zijne zeer gewilde stukken vonden ook buiten Holland veel aftrek. Zelfs het museum Luxemburg te Parijs, welk over 't algemeen slechts tafereelen van Fransche meesters wier faam gevestigd is opneemt, bezit een stuk van Pleysier. Op de jongste tentoonstelling te Luik prijkten drie stukken en te Rotterdam twee zeegezichten van den overleden meester die niet te koop waren.
Dirk Anthonie THIEME, de gunstig gekende Nederlandsche uitgever, sedert 1874 te 's-Gravenhage gevestigd als bestuurder van het dagblad Het Vaderland, is den 11n Juni in den leeftijd van 49 jaren overleden. Kort na zijn overlijden had eene inschrijving ter bekostiging van een huldeblijk voor D.A. Thieme 3600 gl. opgebracht. Daar er evenwel vernomen is, dat de overledene geen gedenkteeken op zijn graf verlangde, is besloten met de bijeengebrachte som en wat er verder mocht inkomen een D.A. Thiemensfonds te stichten, waaruit alle 2 jaren prijzen zullen worden toegekend aan: 1o schrijvers van letterkundige werken, 2o uitgevers bij voorkeur van oorspronkelijke werken, 3o drukkers, voor de best uitgevoerde boeken, 4o vervaardigers van uitstekende nijverheidsvoortbrengselen.
Frederik PETERS, die eene eerste plaats bekleedde tusschen de beste hedendaagsche violisten, is den 27n Juni te Antwerpen overleden in den ouderdom van nauwelijks 32 jaren. Hij werd den 30n Juni, na een plechtigen lijkdienst in de St.-Josephskerk, onder een grooten toeloop van vrienden en vereerders op het Kiel begraven. Bij het graf van zijnen broeder hield de heer Harrij Peters eene toespraak, waarin hij in herinnering bracht, dat de betreurde uitstekende toonkunstenaar viermaal eene kunstreis in Amerika deed. Ook als mensch laat Frederik Peters, die sedert 6 jaren met juffrouw Heuts getrouwd was, de beste herinnering achter.
Bruno B. Jh. RENARD, luitenant-generaal bij het leger en minister van oorlog in België, is den 2n Juli te Brussel gestorven. De overledene heeft zich als krijgskundig schrijver gunstig doen kennen door de uitgaaf van verscheidene werken, waaronder Considérations sur l'infanterie légère, De l'artillerie en Belgique enz. Hij werd te Doornik in 1804 geboren. Zijn lijkdienst had op 7 Juli in de Ste.-Gudulakerk plaats; de begrafenis geschiedde te Evere. Er werden lijkreden gehouden door de heeren minister Frère-Orban, generaal De Moor, kolonel Branle, Mercier, namens de reddingsmaatschappijen, en L. Geelhand, namens de vereeniging Het Roode Kruis.
Jules HÉREAU, landschapschilder, te Parijs geboren, is aldaar op 3 Juli verongelukt. Hij bevond zich op den trein die van Courcelles naar Parijs rijdt en kwam door eigene onvoorzichtigheid in aanraking met den muur van den grooten tunnel van het Europa-plein. Het hoofd werd vermorzeld. De verongelukte was 40 jaren oud en had eermetalen bekomen op de tentoonstellingen van 1865 en 1868. Op de Parijsche tentoonstelling van dit jaar prijkten van hem twee schoone schilderijen: Oevers van de Maas en Monding van de Seine. Hij laat eene weduwe en twee kinderen achter.
J.H. ALBREGT, de uitstekende Nederlandsche tooneelist, is den 22n Juli overleden. Hij werd den 28n November 1829 geboren te Amsterdam; zijne ouders waren reizende tooneelspelers. Reeds als kind werd hij op de planken gebracht. In 1851, dus op 22-jarigen leeftijd, trouwde hij met de toen 18 jaren oud zijnde tooneelspeelster juffrouw Wilhelmina R. Engelman, die hem overleeft.
Charles FECHTER, de beroemde tooneelist, is te Nieuw-York overleden. Hij werd in 1823 van een Duitschen vader en eene Engelsche moeder te Londen geboren; zijne opvoeding bekwam hij in Frankrijk. Aanvankelijk legde hij zich op de beeldhouwkunst toe, doch liet al spoedig dit vak voor het tooneel varen. Te Parijs schiep hij de rol van Armand in La dame aux camélias, te Londen speelde hij Hamlet en Othello in het Engelsch. In 1863 werd hij bestuurder van het Lyceum. Sedert 1870 woonde hij in Amerika.
A. MARCELLO, eigenlijk de hertogin Colonna di Castiglione, kleindochter van graaf d'Affry, den bevelvoerder over de Zwitsers in de eerste Fransche omwenteling, is dezer dagen overleden in den ouderdom van 42jaar. Toen zij kort na haar huwelijk in 1856 haren echtgenoot verloor, legde zij zich toe op het beeldhouwen en stelde op de Parijsche tentoonstellingen zeer verdienstelijke borstbeelden in marmer ten toon, namelijk in 1865, La Gorgone; 1866, Marie-Antoinette te Versailles, Marie-Antoinette in den Tempel; 1875, De Zaligmaker, Phoebe, De schoone Romeinsche; 1876, Portret eener barones.