De Vlaamsche School. Jaargang 25(1879)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Aan mijn kind. Bezie, o kind, beschouw uw bloemen En leer van haar Gods liefde roemen, En dankbaar zijn voor al het goed, Dat U de Schepper daaglijks doet. Zie, lieve, hoe zij hare kelken, Die gistren schenen te verwelken, Verheffen door den dauw gekust In hunne nachtelijke rust. Zij beuren 't kopje frisch naar boven, Als wilden zij den Hemel loven; En hare geuren stijgen weer Ten offer aan der schepping Heer. Daar klimt de zon in 't Oosten weder En schiet haar warme stralen neder Op de aarde door den nacht verkoeld. Zie, hoe de bloem die warmte voelt! Zij keert het hoofdje naar de zijde, Van waar de zon zoo schoon, zoo blijde Haar lievend, koestrend tegenlacht. Zie nu der bloemen kleurenpracht! Wat frissche, schittrend schoone glanzen, Waar zilvren druppels dauw in dansen, Als tranen door geluk geschreid, Vertolkers van de dankbaarheid! Welnu, mijn kind, doe als uw bloemen. In alles wil Gods liefde roemen. Voor U schijnt ook de blijde zon, Waardoor de bloem haar glanzen won; En zij verlevendigt uw spelen, Die bij het lamplicht snel vervelen; En als gij, moê gespeeld, mijn kind, Des avonds 't donzig bed hervindt, Dank onzen lieven Heer dan vurig Voor zijne liefde, en denk gedurig: ‘Ondankbaar is de bloeme niet Voor 't goede dat de Heer haar biedt.’ Pieter Vierhout. 1879. Men moet maken, dat anderen ons vergeten, als men besloten is om zelf die anderen te vergeten. George Sand. Vorige Volgende