De Vlaamsche School. Jaargang 25
(1879)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij
[pagina 85]
| |
De kerk van Bellingen.Ga naar voetnoot(1)
Teekening van L. Everaert, steensnede van C. T'Felt.
Deze kerk staat op eene verhevenheid boven den straatweg gebouwd, en is volgens het oud gebruik van het Westen naar het Oosten gekeerd.Ga naar voetnoot(2) Alhoewel zij in den loop der xviie eeuw gemaakt werd, behoort zij tot den ojivalen bouwtrant. Zij bestaat uit eenen enkelen beuk en een koor met drie kanten. Het gewelf is uit zeven spitsbogen samengesteld, op welker sluitsteenen het jaartal 1623 en de wapenschilden van Cantimpret en der abten staan. De uiteinden der bogen rusten op peervormige consolen. De beuk wordt verlicht langs den zuidkant door twee vensters; de noordkant, waartegen het klooster gebouwd was, is een blinde muur; vijf vensters verlichten het koor, hetwelk bovenmate groot is, aangezien het gemaakt werd voor den dienst der kanunniken, die nog al talrijk waren. De gansche kerk heeft eene lengte van omtrent 110 voeten en eene breedte van 30 voeten. Het koor is 50 voet lang. Op de houten communiebank, welke het koor van den beuk afscheidt, zijn tusschen fraaie beeldhouwwerken in renaissance-stijl de wapens van Cantimpret en van den abt gebeiteld. De tafel van het hoogaltaar is zeer eenvoudig. Daarboven hangt eene schilderij welke de Aanroeping der Moeder Gods verbeeldt. De Moeder-maagd zit met het goddelijk kindje op eene verhevenheid. Voor hen knielen een gemijterde abt en een ridder in ijzeren harnas, die een bloot zwaard in de eene en eene kerk in de andere hand houdt. Deze schilderij, even als de Aanbidding der Herders, welke in den beuk hangt, is het werk van den Antwerpschen schilder Hubertus Sporckmans, van de school van RubensGa naar voetnoot(1). De beide altaren, welke bezijden de communiebank en in den beuk staan, zijn in zoogenaamden rococostijl en derhalve niets beduidend. Een nieuw orgel, door Agneessens van Ninove gemaakt, heeft het oude vervangen, dat reeds door de commissarissen der Fransche Republiek als versleten en van geener waarde werd verklaard. De beschermheilige der kerk is Onze- | |
[pagina 86]
| |
Lieve-Vrouw. Daarenboven wordt er de H. Drogo van ouds aanroepen.Ga naar voetnoot(1) De H. Drogo, Drogon, Druon of Dreux, schaapherder en kluizenaar, werd geboren te Espinoy, en leefde te Sebourg, nabij Valencijn, in Henegouwen, omstreeks 1186. Rond 1370 beschreef men zijn leven. Hij wordt vereerd te Binche, Sebourg, Valencijn, Bellingen, enz. Er waren reliquieën van hem bij de Minorieten te Anderlecht, alsook te Gouy, in het hertogdom Luxemburg. Men neemt de toevlucht tot zijne bemiddeling voor de genezing van breuken, van het steen, van de besmettelijke ziekten onder het vee, enz.Ga naar voetnoot(2) Pater Cahier, van het gezelschap van Jezus, zegt van hem:Ga naar voetnoot(3) ‘St.-Druon (Drogo), kluizenaar, is geboren den 16n April 1186. Hij was schaapherder. Hij werd geboren in Oosterbant en was van zijne kindsheid af wees. Hij bracht verschillige jaren door in den dienst eener godvreezende dame te Sebourg, nabij Valencijn, en hoedde er de schapen. Groot geworden zijnde bezocht hij Rome en bouwde eene kluis om er het overige zijns levens in over te brengen. Hij leed aan eene gevaarlijke breuk, welke hem noodzaakte een einde aan zijne pelgrimstochten te stellen en zich in zijne kluis op te sluiten.’ Boven het koor staat een fraai kapitteltorentje met zeskantige scherpe naald. De kloktoren bevindt zich op den voorsten namelijk den westergevel der kerk; hij is vierkantig en met spitsbogige klankvensters voorzien. Boven het vierkant verheft zich eene scherpe en hooge achtkantige naald, aan welker voet vier kleine torentjes prijken. Er hangen twee klokken in. De eenige ingang der kerk maakt een klein afzonderlijk open gebouwtje langs den zuidkant uit. L. Everaert en J. Boucherij. |
|