C. Hubner (Dusseldorp): de Advocaat raadgever is zoo schoon van kleur als van teekening. Des schilders Hoopvol huwelijk is mede zeer verdienstelijk.
J. Impens' Kaartenkasteel is aangekocht voor de verloting.
E. Joors' Kunstsprong en Koewachtster zijn goed geschilderd, maar overdreven groot uitgevoerd.
P. Kremer, de achtbare en gunstig gekende Antwerpsche meester die sedert 1830 aan schier alle groote tentoonstellingen met eere deel neemt, liet zich in de pronkzaal vertegenwoordigen door een goed geschilderd stuk, getiteld De wanhoop des wildstroopers, dat wij reeds kenden uit de laatste Antwerpsche tentoonstelling als een zeer fraai kabinetstuk.
W. Linnigs Waarzegster uit Thuringen is goed geschilderd, maar volgens des schilders gewoonte in te zwarten toon behandeld.
Th. Lybaert van Gent schilderde met veel waarheid en kracht een kloosterling die, een doodshoofd beschouwende, de vraag doet: Wat maart gij, koning of bedelaar?
A, De Braekeleer stelde een Hoefsmid en een Boekminnaar ten toon in twee goede schilderijen waarvan de eerste door de stad Antwerpen is gekocht voor haar museum (zie blz. 192). Voor die bestemming hadde de schilder wellicht een nog beter gewrocht kunnen leveren.
F. De Braekeleer, de oudste onzer schilders, stelde twee stukken ten toon: Na het hanengevecht en Politieke lezing.
F. De Bruyckers Dagelijksch stokkepaardje en Verplichtende toevertrouwing kwamen ons als schildering te gelikt voor.
Zeer schoone stukken zijn Dell'Acqua's Jonge moeder, A. De Vriendts Hoogheden (gekocht door J. De Kuyper) en Belofte en J. De Vriendts H. Cecilia en portret van mev. L.G.
F.A. Fraustadt: zijn Kriemhilde's droom en Het bezoek naar den schat hadden veel beziens en bezitten ernstige verdiensten, ook wat de kleur betreft.
Van E. Gons hadde het Dolce far niente voor de verloting verdienen aangekocht te worden.
Mev. F. Geefs' Grootmoeder en Laat de kleinen tot mij komen zijn twee belangrijke stukken voor deze schilderes, die sinds jaren zoo gunstig gekend is en hare faam op alleszins waardige wijze gestand doet. Tusschen onze schilderessen bekleedt mev. Fanny Geefs eene eereplaats, wat zoowel door landgenoot als vreemde erkend wordt, gelijk onder andere de medailles bewijzen die haar beurtelings werden toegekend te Brussel, Gent, Douai, Metz, 's-Gravenhage en Parijs.
J. Geeraerts' Werkplaats is met zorg geteekend en geschilderd.
Aan Th. Gerards Dochter van den jachtwachter deed de commissie voor de verloting een goeden pak. Des schilders Zwabische dorpskermis is een puik gewrocht.
Wijlen J.B. Madou herinnert ons zijne op uitmuntende wijze gevestigde faam door De voorstelling der verloofden aan den landsheer en De staatkundigen, twee prachtige schilderijen.
Jos. Stevens' Na den arbeid en Verveling zijn uitstekende tafereelen.
X. Mellery stelde een Venetiaansch binnenhuis en een dito kerkgezicht ten toon, welk laatste is aangekocht voor de verloting. Van F. Vinck één stuk: Fantazia.
J.A. Neuhuys schilderde met veel getrouwheid een vertrek uit het huis van Plantyn te Antwerpen.
P.J. Neuckens' Repetitie hadde gewonnen met op kleinere schaal te worden uitgevoerd. Men ziet een jong meisje, uit een kermiskot wellicht, zich oefenen in de kunst van tusschen eieren te springen.
Aan L. Pion (Brussel) viel de onderscheiding te beurt dat zijne zeer fraaie schilderij, Kampstrijd voor beeldhouwkunst, door den koning werd aangekocht.
J. Platteel legt eer in met zijne eigenaardige en goed getypeerde schilderij, in den catalogus vermeld onder den titel: Raad wie? Wij wijzen met genoegen op de voortdurende ontwikkeling van het talent dezes schilders, die volhardend eenen weg volgt, welke hem eigen is en waarop hij reeds vele lauweren heeft geplukt en er hem ongetwijfeld nog vele bewaard worden.
J. Portaels' Gij zult niet dood slaan is een breed opgevat en goed geschilderd tafereel. Dezelfde meester stelde een zeer wel geslaagd vrouwenportret ten toon.
G. Portielje: een zeer verdienstelijk genrestuk, getiteld: De overheid in verlegenheid gebracht.
J. Portielje vader: eene als gewoonlijk goed geschilderde juffrouw, afgebeeld op een stuk dat is getiteld: Briefwisseling.
H. Redigs Huwelijksaanvraag vormt een eigenaardig met zorg uitgewerkt stuk, waarin evenwel meer bevalligheid hadde kunnen aangebracht worden.
A. Serrure maalde met talent een grappig voorval (eene soort van maskerade) uit de Fransche geschiedenis, onder den titel: De kleeding van mijnheer de Louvois.
E. Siberdt: Kunst en liefde, een tamelijk groot stuk, eenigszins schril van kleur, en een zeer goed maar te veel bewerkt vrouwenportret.
Ch. Soubre: Vertrek van C. Rogier van Luik naar Brussel (1830) aan het hoofd der vrijwilligers, zeer verdienstelijk voorgesteld en goed geschilderd.
J. Stallaert: OEdipe en Antigoon, eene uitnemend schoone schilderij, door den koning aangekocht, en eene Grieksche vrouw uit de omstreken van Farnaca, mede zeer puik.
W. Geets, buiten een schoon portret (met gelen achtergrond), stelde zijne groote geschiedkundige schilderij, Wraak van Joanna van Castilië, ten toon, waarmede hij veel bijval verwierf in de laatste Gentsche pronkzaal. Het onderwerp is anders vreemd genoeg: men ziet de vorstin Joanna die een beeldschoon meisje, welk hare jaloerschheid had opgewekt, heeft doen binden om hare golvende haren af te snijden en haar gelaat te verminken met eene schaar. Het stuk, welk inderdaad uitstekende deelen bevat, strekt den schilder tot eer.
Verhoeven-Ball, Terugkomst op het kasteel en De bloemist, zijn goede maar wat al te kleurige stukken.
Lieve genrestukjes zijn Beterschap van A. De Keyser (Brussel), Zondag namiddag en Een gelukkige van E. Carpentier, Thuis best van A. Dillens, Een getuige van Waterloo van Jan Heyermans, De Vlucht van W. Angus.
L. Tytgadt (Gent) kunnen wij geen geluk wenschen met zijne voorstelling uit den Oosterschen oorlog.