Sterfgevallen.
HEURTELOUP, de bekende kunstschilder, is einde Mei te Parijs overleden.
CREMONA, een befaamd Italiaansch schilder, is te Milaan overleden. Hij had de zonderlinge gewoonte zich van geen palet te willen bedienen: hij legde de verf op zijne bloote hand en op zijne naakte borst. Dezer dagen kreeg hij, terwijl hij schilderde, hevige stuipen en 48 uren nadien was hij dood. Volgens de geneeskundigen werd de dood veroorzaakt door de opslorping van het vergif, welk uit delfstoffen bereide verven bevatten.
Jan Hendrik BORMANS, hoogleeraar te Luik, is aldaar den 4n Juni overleden. Hij werd te St.-Truiden geboren in 1801. Hij maakte zich voor de geschiedenis der Vlaamsche letterkunde en voor de Vlaamsche zaak in de hoogste mate verdienstelijk. Buiten een groot getal verhandelingen die hij liet opnemen in het tijdschrift van de koninklijke geschiedkundige commissie, heeft hij onder andere uitgegeven Het leven van Sinte-Christina de wonderbare, in oud-Dietsche verzen (1850), Het leven van Sinte-Lutgardis (1857), Sinte-Servatius legende van Heynrijk van Veldeken (1858), La chanson de Roncevaux (1864) enz. enz. Hij was lid van de academie van België.
William Cullen BRYANT, de uitstekende Amerikaansche dichter, die, buiten zijne talrijke oorspronkelijke gedichten, vertalingen van den Ilias en het Odyssea leverde, is 12 Juni gestorven te Nieuw-York, oud 84 jaren.
Augustinus-Leonardus GOETGEBUER, kunstschilder, geboren te Rupelmonde, sedert eene halve eeuw te Antwerpen leeraar in de teekenkunde, is op 3 Augustus aldaar in den ouderdom van 74 jaren overleden. Op de driejarige tentoonstellingen verschenen van hem: in 1834, De palingverkooper, De huishoudster, Een jager met een dorpsmeisje; 1837, De dochter van Cromwell genade vragende voor Karel I, De terugkomst in de familie, Vaders zegen; 1840, Reizende muzikanten. Sedert eenige jaren stond Goetgebuer aan het hoofd eener werkmansschool. Hij was ridder der orde van den heiligen Gregorius-den-Groote. De lijkdienst had plaats op 7 Augustus, ten 10 ure, in St-Willebrordskerk, onder een grooten toeloop van vrienden en vereerders. Het lijk werd op Berchemkerkhof in den familiekelder des overledenen bijgezet, nadat verscheidene redevoeringen uitgesproken waren.