De Vlaamsche School. Jaargang 24
(1878)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij
[pagina 125]
| |
Belforten, beiaarden en klokken van O.-L.-Vrouwetoren te Antwerpen.In het verloopen jaar heeft het Antwerpsch gemeentebestuur doen overgaan tot de vernieuwing in eikenhout van het groot belfort van den
smulders' piano-klavier toegepast op des beiaard van den antwerpschen toren.
stadsbeiaard op Onze-Lieve-Vrouwetoren. In de voorwaarden van uitvoering was onder andere bepaald, dat het eikenhout van inlandschen oorsprong, zeer rechtdradig, zonder spint of andere hoegenaamde gebreken entenminste sedert drie jaren geveld moest zijn. Het werk werd bij inschrijving in aanbesteding gesteld en voor 10,400 fr. toegewezen aan den heer Lodewijk De Legh, te Antwerpen. Het uithangen en terugplaatsen van de klokken was niet begrepen in de aanneming; het werd in daghuur verricht door werklieden hiertoe aangesteld vanwege den heer stadsbouwmeester P. Dens. Den 6n Juni 1877, nadat de klokken uitgehangen waren, werd een begin gemaakt met de afbraak van het oude belfort. Over 't algemeen, zagen de balken er nog gaaf en goed uit: van buiten af, zou men gewaand hebben, dat zij nog zeer lang dienst hadden kunnen doen; maar zij waren zoo vermolmd en tot in het hart vergaan, dat een breipriem er met de hand door en door kon gestoken worden. De timmer van het oude belfort was omtrent drie eeuwen oud. Alvorens tot het vernieuwen van 't belfort in hout te besluiten, was de heer Dens door het gemeentebestuur geraadpleegd omtrent de mogelijkheid van het gebruik van ijzer. De bouwmeester ontried zulks. ‘Het is (zoo schreef hij) niet bewezen dat ijzer duurzamer dan hout zijn zou, aangezien dit, aan regen en wind blootgesteld, veel door den roest zou te lijden hebben; daarbij nog zou het mogelijk kunnen zijn, dat deze groote hoeveelheid ijzer, door zijne aantrekkingskracht, den toren meer zou blootstellen aan het uitwerksel des bliksems.’ Den 6n April 1878 werden de klokken in het nieuwe houten belfort geluid. De zeer moeielijke werken waren door den heer L. De Legh op eene wijze voltrokken die de goedkeuring van stadsbouwmeester wegdroeg. De werken waarvan zake brachten natuurlijk te weeg, dat gedurende hunne uitvoering de rammel en de beiaard niet konden spelen. Deze omstandigheid bracht het gemeentebestuur op het denkbeeld, den kapittelbeiaard (die aan de hoofdkerk zelve toebehoort en sedert ruim eene halve eeuw onklaar was,) weder in orde te doen brengen. Naar aanleiding daarvan schreven heeren burgemeester en schepenen den 9n Februari 1877 het volgende aan heeren voorzitter en leden van den kerkeraad van Onze-Lieve-Vrouwe: ‘U zal wellicht bekend zijn, dat ons bestuur groote werken gaat doen uitvoeren aan den stedelijken beiaard, die herstellingen moet ondergaan. Bij deze gelegenheid hebben wij den sedert vele jaren stilliggenden kapittelbeiaard doen nazien en de heer beiaardspeler Callaerts heeft ons laten weten, dat, om dien beiaard behoorlijk in orde te stellen, er tusschen de 1400 a 1600 fr. kosten zouden moeten aan gedaan worden. Daar de kapittelbeiaard een oud en niet onbelangrijk spel is, zou ons college genegen zijn eene opoffering te doen, om zijne herstelling te helpen bekostigen. Wij zouden namelijk aan den gemeenteraad willen voorstellen, de helft van de uitgaaf voor stads rekening te nemen. Wij heb- | |
[pagina 126]
| |
ben de eer u daarvan kennis te geven, onder verzoek ons te melden of gij, Mijnheeren, ons ontwerp goedkeurt, te weten: het stadsbestuur zou den kapittelbeiaard laten herstellen voor rekening van Onze-Lieve-Vrouwekerk, behoudens dat de helft der kosten zouden gedragen worden door de stad; mitsdien zou de kapittelbeiaard spelen als de stedelijke beiaard door eene of andere omstandigheid zou stilgezet worden of onklaar komen; verder gedurende de kermis, bij nationale verjaardagen enz.’ Het kerkmeestersbureel dezen voorslag aangenomen hebbende den 17n Februari 1877, zoo werd de herstelling van den kapittelbeiaard voor 1600 fr. opgedragen aan den heer H. Van Mierlo, die hem tijdig genoeg in orde bracht, om deszelfs bespeling gedurende de Rubensfeesten mogelijk te maken. (Zie onzen jaargang 1877, bladz. 158.) Den 22n October 1877 werd door den heer schepen Joseph Lefebvre, namens de commissie van openbare werken, bij den gemeenteraad verslag uitgebracht over een voorstel van den heer P. Dens, strekkende om het oude vuist- en voetklavier van den stedelijken beiaard te vervangen door Smulders' piano-klavier met toetsen, waarmede men tegelijker tijd drie noten kan doen spreken met de rechter- en evenveel met de linkerhand, dus zes noten te gelijk. (Zie onze bladz. 98.) Voordat de zaak in den gemeenteraad ter tafel werd gebracht, hadden burgemeester en schepenen de heeren P. Dens en J. Callaerts naar Maastricht gezonden om er eene studie te maken van Smulders' toestel welk in die stad toepasselijk gemaakt is aan den beiaard van het stadhuis en dien der Sint-Gervaaskerk. Na onderzoek gaven de heeren Dens en Callaerts als hun gevoelen te kennen, dat ‘met het stelsel van Smulders, de beiaardspeler zoo helder, rap en gelijk spelen en zulkdanige accoorden voortbrengen kan, dat het beiaardspel eene gansche harmonie wordt en effecten teweegbrengt die geen enkele beiaardspeler tot heden heeft bekomen.’ De commissie van openbare werken verklaarde zich dan ook eenstemmig voor de toepassing van Smulders' toestel op Antwerpens beiaard, in de overtuiging ‘dat de grootste volmaaktheid dient gebracht te worden aan deze klokkenspelen van nationalen oorsprong, waarop al de Vlaamsche steden terecht zooveel prijs stellen, en waarvan onze burgerij onlangs met vreugde de lustige klanken hoorde, zoo eigenaardig te pas gebracht door den uitstekenden bestuurder onzer muziekschoool, bij de uitvoering, op het Groenkerkhof, van zijne cantate, getoonzet bij gelegenheid van het 3e eeuwfeest van Rubens.’ Dienovereenkomstig werd door den gemeenteraad beslist, den heer Smulders te gelasten zijn stelsel aan den stedelijken beiaard toe te passen, voor welk werk hem eene som van 15,700 fr. zou betaald worden. Op het oogenblik dat wij schrijven, is de beiaard gereed. Hij wordt thans bespeeld met het klavier van Smulders en wij gelooven dat de uitslag volkomen aan de verwachting beantwoorden zal, zoowel wat betreft de vlugheid van het spel als de welluidendheid en het gemak van behandeling. Op bladz. 125 is het speeltuig van den heer Smulders in plaat voorgesteld; werkelijk kan een kind (de proef werd er mede genomen) den beiaard thans even vlug als eene gewone piano bespelen. Naar aanleiding van wat voorgaat, laten wij hier de lijst en eene beknopte beschrijving van de klokken van Onze-Lieve-Vrouwetoren volgen.Ga naar voetnoot(1) De houtsneden zijn uitgevoerd door wijlen den heer Jos. Hemeleer en den heer J. Gons. | |
Bovenste Belfort.Het bovenste belfort bevat 40 klokken welke meest allen hetnaastgaande wapen van het markgraafschap van Antwerpen voeren, en stads eigendom zijn: de 1e, 6e, 8e, 10e, 38e, 39e en 40e alleen uitgezonderd: de meeste werden door F. en P. Hemony in de jaren 1655 en 1658 gegoten. De eerste klok (ut, 1e octaaf) is de uurklok en bevat het volgende opschrift: ✠ Gabriel, heet, dese, clock, by, name,
Et, gotese̅, twe, ghebrocders, tsamen,
Jan, Boerken, e̅n Wille̅,, Boerken, mede,
Men, screef, na, thoofs, van Cameric, sede,
✠ xiiii, c, en, lix, ijaer,
xii, m, soe, wecht, sij swaer,
Haer, geluyt, hoert, men, in, elcke, syde,
Sy, clept, van, brande, sy, luyt, ten, stryde.
Verder driemaal het wapen van Antwerpen. De tweede klok (re, 1e octaaf), bevat nog het volgende wapen van Joannes Baptista Batkin: | |
[pagina 127]
| |
3de klok (mi, 1e octaaf), halfuurklok, is versierd met het volgende wapen van Florentinus van Berchem: De 4e klok (fa, 1e octaaf) bevat het wapen van Gregorius Martens: De 5e klok (fa diesis, 1e octaaf) heeft het volgende opschrift: + Non svnt loqvelae, neqve sermones Op de 6e klok (sol, 1e octaaf): + D. Joannes Snyers Consvl, 7e klok (sol diesis, 1e octaaf), versierd met de volgende cijfers van Joannes Diercksen en Andreas Cobbe: En de opschriften: + In omnem terram exivit sonvs eorvm: 8e klok (la, 1e octaaf), versierd met de wapens der stad Antwerpen en van Henricus van de Werve: + D: Henricus van de Werve AEq Avr 9de klok (la diesis, 1e octaaf), versierd met naastgaande wapen van Thomas de Potter en het volgende opschrift: + Thomas de Potter Thesavrarivs 10e klok (si, 1e octaaf), versierd met het naamcijfer van Joannes Diericxsen en het volgende opschrift: + Joannes Diericxsen Qvestor. Op de 11e klok (ut 2e octaaf) leest men: + D. Joannes Snyers Consvl. 12e klok (ut diesis, 2e octaaf), met het wapen van Melchior de Haze en de volgende regelen: + Melchior de Haze AEdilis operum | |
[pagina 128]
| |
13e klok (re, 2e octaaf), met het wapen en opschrift betrekkelijk Henricus van de Werve voormeld. 14e klok (re diesis, 2e octaaf), het volgende wapen en opschrift: + Joannes Veqvemans opervm Civitatis 15e klok (mi, 2e octaaf), bijgaande blazoen en volgende opschrift: + D: Hieronimvs de Mayer Thesavrarivs Secvndvs. 16e klok (fa, 2e octaaf), het hooger afgebeelde wapenschild van Thomas de Potter. 17e klok (fa diesis, 2e octaaf), met het volgende wapenschild en opschrift: + Martinus Iacops opervm Civitatis 18e klok (sol, 2e octaaf), met het op blz. 1 27 staande wapen der 12e klok van M. de Haze en betrekkelijk opschrift. 19e klok (sol diesis, 2e octaaf), met het wapen en opschrift van + Caspar de Witte Thesoriae Antverpiennis Greffiarius anno mdclv. 20e klok (la, 2e octaaf), 21e (la diesis, 2e octaaf), 22e (si, 2e octaaf), 23e (ut, 3e octaaf), 24e (ut diesis, 3e octaaf), 25e (re, 3e octaaf), 26e (re diesis, 3e octaaf), 27e (mi, 3e octaaf), 28e (fa, 3e octaaf), 29e (fa diesis, 3e octaaf), 30e (sol, 3e octaaf), 31e (sol diesis, 3e octaaf), 32e (la, 3e octaaf), 33e (la diesis, 3e octaaf), 34e (si, 3e octaaf), 35e (ut, 4e octaaf), 36e (ut diesis, 4e octaaf), 37e (re, 4e octaaf), 38e (re diesis, 4e octaaf), 39e (mi, 4e octaaf), 40e (fa, 4e octaaf). Tusschen het bovenste en het onderste belfort hangt de oude aftochtklok voerende het onderstaande wapenschild metde zes rozen, zinnebeelden van de privilegiën der stad Antwerpen;Ga naar voetnoot(1) zij werd gegoten door W. Witloockx (zie de Vlaamsche school van 1875, blz. 184). De stormklok, gegoten door Geeraard van Luik, bevat het volgende opschrift: O: rida: vocor ✠ Magistr. Jerardus: de Leodio: me Fecit: anno Domini m: cccxvi. Beide klokken zijn stads eigendom, even als de klokken van het bovenste belfort en die welke deel uitmaken van den rammel. Op het onderste belfort hangen de volgende klokken die deel uitmaken van den beiaard der kerk: de groote klok Carolus (ut, 1e octaaf), in 1507 door gebroedere Moer, volgens het model door meester Peeter Claes Heyns geleverd, op last en voor rekening der kerkmeesters gegoten. Deze klok werd gedoopt onder het bestuur van den koordeken Adrianus Sandelicus en in October 1509 in den toren opgewonden. A. Sandelicus was in 1507 ingehuldigd; hij stierf den 18n November 1512. Wij laten hier twee uittreksels volgen uit stads gebodboeken die met het gieten dezer merkwaardige klok in verband staan: Geboden ende vutgeroepen by Gielise van Bouchout, Onder-Schoutet, Burgermeesteren, Scepenen ende Rade van der stad van Antwerpen, den Xen dach van Aprille na Paesschen anno XVe VIIo......,................ | |
[pagina 129]
| |
gedaen en soude woerden, men kundicht ende gebiedt, van sHeeren ende vander stad wegen, dat nyemant, wie hy zy, hem en pyne binnen der baelgien oft staecketten aldaer geset alsdan te comene, opte peyne ende verbuerte van tween ouden schilden te bekeerne in drien, deen derdendeel, den Heere, dandere, der stad, ende tderde den kuermeesters oft calengierders. De 2e klok Thomas, thans Henricus genoemd (re, 1e octaaf), in 1563 gegoten door Jan Fer, van Doornik, hergoten in 1770 door den Antwerpschen klokgieter Georgius du Mery; behalve een Latijnsch opschrift draagt zij het volgende kenmerk: De 3e klok Maria (mi, 1e octaaf), in 1459 door Joannes en Willem Boerken gegoten, is versierd met het afbeeldsel van den Zaligmaker, de teekens zijns lijdens en een Lieve-Vrouwebeeld. De 4e klok (fa, 1e octaaf), in 1655 door F. en P. Hemony gegoten, voert het volgende wapenschild van den zeer eerw. kanunnik A. Van den Eede: De 5e klok (fa diesis, 1e octaaf), in 1654 gegoten, is versierd met een Lieve-VrouwebeeldjeGa naar voetnoot(1), 6e (sol, 1e octaaf); 7e (sol diesis, 1e octaaf), met het vorenstaande wapen van Van den Eede, 8e (la, 1e octaaf), 9e (si bemol, 1e octaaf), 10e (si, 1e octaaf), met het wapen van Petrus Stevens; 11e (ut, 2e octaaf), 12e (ut diesis, 2e octaaf), 13e (re, 2e octaaf, met het wapen van Van den Eede); 14e (re diesis), 15e (mi, 2e octaaf), 16e (fa, 2e octaaf), 17e (fa diesis, 2e octaaf), 18e (sol, 2e octaaf), 19e (sol diesis, 2e octaaf), 20e (la, 2e octaaf), 21e (si bemol, 2e octaaf), 22e (si, 2e octaaf), 23e (ut, 3e octaaf), 24e (ut diesis, 3e octaaf), 25e (re, 3e octaaf), 26e (re diesis, 3e octaaf), 27e (mi, 3e octaaf), 28e (fa, 3e octaaf), 29e (fa diesis, 3e octaaf), 30e (sol, 3e octaaf), 31e (sol diesis, 3e octaaf), 32e (la, 3e octaaf), 33e (si bemol, 3e octaaf), 34e (si, 3e octaaf), 35e (ut, 4e octaaf), 36e (ut diesis, 4e octaaf), 37e (re, 4e octaaf), 38e (re diesis, 4e octaaf), 39e (mi, 4e octaaf), 40e (fa, 4e octaaf). Het contract, in 1654 door het kapittel der hoofdkerk met de gebroeders Hemony gemaakt voor het gieten van het grootste deel dezer klokken, berust nog in het archief van Onze-Lieve-Vrouwekerk. Op 12 Brumaire jaar vii (2 Nov. 1798) vorderde de commissaire du Directiore Exécutif Dargonne dat al de klokken der hoofdkerk zouden uitgehangen en afgestaan worden aan de republiek. Aan dezen eisch werd niet voldaan en op 11 Fructidor van het jaar vii (28 Augustus 1799) besloot het centraal bestuur van het departement, de klok Carolus alsdan de ‘grosse cloche de la commune’ geheeten, voor het verkondigen van zegepralen te bezigen. Over het gebruik van de klok Carolus zijn vele stukken voorhanden in de archieven van kerk en stad. Wij hopen, dat de heer P. Génard aan wien wij de meeste dezer inlichtingen te danken hebben, daarvan te eeniger tijd een volledig geheel in het licht geven zal. Door de wet van 7 Thermidor jaar xi (26 Juli 1803) werden aan de kerkfabrieken de goederen teruggegeven die niet vervreemd waren, derhalve ook de klokken. |
|