Padden.
De padden zijn voor den mensch zeer nuttige dieren. Zij bevrijden het plantgewas van slekken, rupsen, enz. Jaarlijks worden er eene menigte uit Frankrijk naar Engeland overgevoerd, waar zij gekocht worden om in de moestuinen het ongedierte af te weren. In Engeland behandelen de hoveniers deze kruipdieren niet als vijanden, maar aanzien ze als bondgenooten. Ten onzent alsook in Frankrijk boezemen de padden een grooten afkeer in, dien men den kinderen van jongs af inplant. Men beweert zelfs, zegt dr. Fredericq, dat zij vuur spuwen, hetgeen gansch van grond is ontbloot.
Voormelde geneesheer stipt echter aan dat de huid der padden, namelijk op den rug en aan den hals van die dieren, een zeer venijnig vocht voortbrengt. Deze weerlooze schepselen werpen dat vocht uit om zich tegen hunne vijanden te verdedigen, wanneer zij vervolgd of bedreigd worden.
Proefnemingen op honden, katten, konijnen, vogels, kikvorschen enz. gedaan door Cloez en Gratiolet, door Vulpian, door Claude Bernard en anderen, hebben bewezen dat dit venijn snel doodt - soms in 5 minuten tijds - wanneer men het op eene huidwonde legt.
Dit zoo zijnde, zou het gevaarlijk wezen, eene pad met de bloote hand op te nemen, vooral indien de hand eene wonde of schrabbing heeft.