tige ingedrongen rechters, in aanmerking werden genomen.
Talrijke geestelijken wisten echter aan alle opzoekingen te ontsnappen en hun heilig ambt in stilte uit te oefenen. In de buurten waar zij verbleven, was dit zeer goed door de geloovigen geweten en als er ergens een mensch in stervensgevaar verkeerde, ging een vertrouwd persoon den priester roepen, en deze aarzelde niet er zich aanstonds heen te begeven. Met het oog op het hem bedreigende gevaar, veranderde hij gedurig van kleedsel. Somtijds was hij als metser of een ander werkman gekleed, dan weer als melkboer, en op die wijze wist hij uit de handen der politie te blijven.
Ook waren er aan de geloovigen plaatsen bekend, waar zij des Zondags in stilte konden gaan mis hooren. Op den Grooten-Kauwenberg gebeurde dit op eenen zolder, en in de Kammenstraat in den kelder van het huis, thans nr 31. Het viel nu en dan wel eens voor, dat de zaak verraden was, doch om de listen der verklikkers te verijdelen, was er gemeenschap tusschen de huizen gemaakt, zoodat men gemakkelijk van het eene in het andere kon komen.
Wat de kerken betreft, deze werden door de sansculotten op eene schandelijke wijze ontheiligd; zij gingen er als echte Vandalen te werk, enkel bezield door godsdiensthaat en plunderzucht. De klokken waren reeds vroeger aangeslagen, om er Fransche sous van te maken, welke bekend gebleven zijn onder den naam van ‘klokspijs.’ Alles wat zich in onze schoone tempels bevond, priestergewaden, orgels, kerkmeubelen, enz., werd: bij opbod openbaar geveild en aan den hoogsten bieder toegewezen. Alzoo werd er in de maand November 1798, in de O.-L.-Vrouwekerk, verscheidene dagen koopdag gehouden, terwijl eenige schoeljes de kazuivels hadden aangetrokken en met wijwaterkwispels, vloekend en tierend, als bezetenen door de kerk liepen. De verschillende voorwerpen werden door den genaamden Vermeulen, roeper ter Vrijdagmarkt, opgeroepen. De prachtige predikstoel werd voor 7 1/2 frank toegewezen. De altaren, veel talrijker dan tegenwoordig, de marmeren beelden, echte kunstwerken, de biechtstoelen, enz. enz., gingen voor spotprijzen van de hand, dewijl de koopers zeer weinig in tal waren en het geld ten uiterste schaarsch was.
Nu ving er een beeldenstorm aan, nog erger dan die, welke hier in de xvie eeuw plaats had. De marmeren beelden werden aan koorden gebonden en door paarden van hunne voetstukken neergehaald, verminkt en vervolgens over de straat naar de Werf gesleept en scheep gedaan, om, naar men beweerde, gemalen te worden, ten dienste van eene porseleinfabriek. Met één woord, er bleef in onze schoone hoofdkerk, die ieders bewondering had opgewekt, hoegenaamd niets gespaard; want nadat alles verwoest, was, braken de eerlooze schurken, die ook de dooden niet met rust wilden laten, de graven open, om te zien of daar geene kostbaarheden te vinden waren, en de doodsbeenderen werden door gansch de kerk heen geworpen. Het werk van verwoesting was volbracht!
Slechts twee kerken bleven voor die schrikwekkende vernieling gespaard, namelijk die van St.-Jacob en van St.-Andries. Een kapelaan van de hoofdkerk, de eerw. heer J.A. Mortelmans, die den vereischten eed had afgelegd, had van het stadsbestuur de toelating gevraagd en bekomen, om in de St.-Jacobskerk de goddelijke diensten te verrichten. Tot hetzelfde doel had een ander beëedigd geestelijke, de eerw. heer onderpastoor J.M. Timmermans, de St.-Andrieskerk bekomen. Het is waar, er kwamen bij hen niet veel menschen ter misse, omdat de priesters, die den eed hadden afgelegd, door het volk met geen goed oog werden aanzien; doch het is eene ontegensprekelijke waarheid, dat wij aan die twee geestelijken het behoud van gemelde kerken verschuldigd zijn. Vooral de verwoesting van St.-Jacobskerk zou een onherstelbaar verlies voor de kunst geweest zijn, en wij hopen dat de goede God hun dien eed liefderijk zal vergeven hebben, ter wille van al het schoone dat er door gespaard is gebleven.
Nadat de kerken van binnen teenemaal verwoest waren, werden ze als zwart goed openbaarlijk te koop geboden. Voor het aankoopen er van vereenigden zich de vreemde koopers en verkregen alzoo den naam van zwarte bende. De St.-Joriskerk werd door hen geheel en gansch afgebroken, in de hoop dat zij er verborgen schatten zouden in ontdekt hebben. Maar ze werden in hunne verwachting teleurgesteld en vonden niemendalle. De kerk der paters Predikheeren werd ingekocht door den gewezen prior van dat klooster, J.C. Peltiers, die vroeger den eed had afgelegd. De Burchtkerk werd tot entrepot voor de douane ingericht en lang nadien, toen ze bouwvallig was geworden, afgebroken. De O.-L.- Vrouwekerk moest met haren beroemden toren insgelijks voor afbraak worden verkocht, en het was slechts op de moedige voorspraak van eenige invloed-hebbende burgers, dat er niet onmiddellijk tot die verkooping werd overgegaan.
Eensklaps hadden de gebeurtenissen echter eene andere wending genomen, en eindelijk gingen wij, God dank! een kalmer tijdstip te gemoet. De vreeselijke storm, die over Frankrijk was losgebroken, had uitgewoed. De jonge generaal Bonaparte, die later als Napoleon I eene zoo groote rol in de wereldgeschiedenis spelen moest, had de teugels van het bewind in handen genomen en aan alle godsdienstvervolging een einde gesteld. Dit moest ook een weldadigen invloed hebben op ons land en in onze moederstad; de plunderzieke sansculotten verdwenen allengs van het tooneel, overladen met de verwenschingen van ieder een.
Het was voor ons een wezenlijk blijde dag, toen wij weer vrijelijk mochten adem halen en God aanbidden, zooals wij het van onze ouders hadden geleerd. Het duurde echter nog geruimen tijd eer de godsdienstoefeningen opnieuw in de O.-L.-Vrouwekerk konden worden verricht, want ze zag er inderdaad erbarmelijk uit met hare vernielde altaren, opengebrokene graven, hoopen steengruis en verspreide doodsbeenderen. Dit alles moest eenigszins in orde worden gebracht, en het was eerst den 16n Mei 1802 dat ze, te midden van een buitengewoon grooten toeloop van volk, door den eerw. heer plebaan Van Bombergen plechtig werd heropend, ofschoon er tot lang nadien nog sporen van de verwoesting zijn zichtbaar gebleven.
Antwerpen.
Jos. Staes.