De muziek
is aan eene schoone maagd gelijk, wier gestalte, wier gelaatstrekken men niet met passer of maatstok zorgvuldig naar alle richtingen en deelen behoeft te onderzoeken om de betoovering harer harmonisch ontwikkelde vormen te ondergaan. Die betoovering is eene onmiddellijke en onweerstaanbare werking van het schoone, harmonische geheel, dat men langen tijd zou moeten bestudeeren om het naar den overweldigenden indruk, dien het maakt, recht te waardeeren en te begrijpen.
A.D. Loman.