Oesters.
In de maand Mei durven vele liefhebbers geene oesters meer eten, en vraagt men hun, waarom niet, dan antwoorden zij: omdat er geene R in den naam van die maand is en de oesters maar goed eetbaar zijn in die maanden waarin eene R gevonden wordt. Het behoeft wel niet gezegd, dat die algemeene regel volstrekt geen regel is. Alles hangt af van de luchtgesteltenis, en 't is zeker dat in koude Meidagen de oesters oneindig beter van smaak zijn, dan zij het zijn op zoele dagen in de maand Maart.
De reden waarom de oester zoo duur wordt, licht niet alleen in het toenemend verbruik, maar ook in de mislukking van vele oogsten. De oester toch wordt, gelijk bekend is, geplant of gepoot op banken en nu schijnen storende invloeden de vrucht van die planting dikwijls te vernielen.
De kleine oester, onder den microscoop gezien, ziet er allerliefst uit; een paar dunne schaaltjes omsluiten de teere, haast onwaarneembare organen en fijne op haar gelijkende aanhangsels zijn hare roeispanen, waarmede zij zich voortbeweegt. Als zij veertig dagen oud is, is zij nog niet grooter dan de kop van eene gewone speld, en als zij drie maanden oud is, heeft zij ongeveer de grootte van eene erwt. Eerst op tweejarigen leeftijd wordt zij gegeten.
Het is lang eene vraag geweest, die tot veel betwisting aanleiding heeft gegeven, waarvan de oesters leven. Thans is men door navorschingen van wetenschappelijke mannen te weten gekomen, dat oesters geen plantaardig voedsel tot zich nemen, maar dat zij hunnen honger stillen met eene groote verscheidenheid van kleine in het water levende diertjes, zoogenaamde infusiediertjes.